166
Maar om zich een juist denkbeeld te maken van de gemoedsge
steldheid der soldaten in die dagen, moest men de hospitalen der
herstellenden betreden, waar rust en kalmte aan hunne gedachten
en herinneringen den vrijen loop lieten.
Laten wij er een oogenblik binnengaan, en daar onze dappere
soldaten een laatst vaarwel toeroepen.
Tegen het einde van September van datzelfde jaar schreef een
soldaten van het 9 le regi ment infanterie mij een brief uit Catanië
en verzocht mij in eene militaire courant bekend te maken wat de
officieren van zijn regiment voor hem en zijne makkers gedaan
hadden hadden. Hij had aan de cholera gelegen, was bijna hersteld
en schreef mij uit een klooster waar zijn kolonel een herstellingsoord
had opgericht, en waar hij reeds langer dan eene maand was.
//Dat wij hier levend zijn, schrijft hij, na zoovele gevaren en
rampen, is waarlijk wel een wonder." Dan volgt er eene uitvoerige
beschrijving van het klooster, op eenen heuvel gelegen, en aan alle
kanten omringd door heerlijke tuinen, waarin de patiënten mochten
wandelen; met eene ruime plaats vol groote lommerrijke boomen,
waaronder zij gewoonlijk een groot gedeelte van den dag pratende
en lezende doorbrachten of zaten te dammen.
Verder vertelde hij mij, dat ieder voor zich een celletje had ge
lijkvloers, met het uitzicht in den tuin en dat in het zijne de klim
op om de venstertralies was gegroeiden tusschen elke spijl een
boomtak naar binnen drong. //Wij hebben ieder éen heerlijk bed,
schreef hijeene tafel en twee stoelenen wij hebben die kamertjes
lief gekregen alsof het ons eigen huis was; ik houd in het mijne
alles in orde, alles netjes met groote zorg, even als eene vrouw,
die niets anders aan haar hoofd heeft dan haar huisje." Dan roemt
hij de voortreffelijkheid van het eten, en wijdt uit in dankbetuigingen
jegens den directeur. //Ik moet zeggen, dat men goed eet. Ver
beeld u 's morgens en 's avonds vleeschgoede soep en goeden wijn.
Wij zijn uiterst tevreden. Ingeval gij iets wilt laten drukken van
hetgeen ik U schrijf, doe mij dan ook het genoegen de namen te
noemen van henaan wie wij al die zorgen te danken hebben."
Voorts beschrijft hij de groepen der patiënten die ouder de boo
men op de binnenplaats zaten, bleek, mager, met ingezonken oogen
sprekende over hetgeen zij beleefdde gevarendie zij getrotseerd
de smarten die geleden hadden, en hunnen troost zoekende in de
gedachte aan hunne families, die ver af waren en die zij binnen
korteren of lageren tijd zouden terugzien; //en in welk eene stem-