10 Keeds voor den oppervlakkigen beschouwer van die reorganisatie plannen is het merkbaar, dat men bij het ontwerpen daarvan meer dan voorheen naar overeenstemming van beginselen heeft gestreefd bij de opleiding onzer toekomstige officieren bij het leger en de marine. Die overeenstemming blijkt meer en meer noodig te zijn in het ware belang van den staat. Voegt men hierbij, dat de sedert 1860 bestaande opleidingschool voor officieren der mariniers te Amsterdam opgeheven is en onze toekomstige officieren der infanterie de marineeven als voorheen te Medemblik en later te Breda, met de adelborsten hunne opleiding zullen ontvangen, dan is er alle reden, te veronderstellen, dat men èu bij het ministerie van oorlog èn bij het ministerie van marine door de indiening van die reorganisatieplannen getoond heeft, zich op den goeden weg te bewegen. Toch lieten zij mij onbevredigd. Niet, dat ik hier ter plaatse eenige aanmerking wil maken op het leerplan of op het onderwijs zelf, dat op onze krijgsscholen van het leger en de marine volgens de reorganisatieplannen zal gegeven wordenniet, dat ik hier in eeni ge vergelijking zal treden van de reorganisatie van het onderwijs aan de akademie te Breda volgens de ontwerpen van den vroegeren minister van oorlog Weitzel en zijn opvolger kolonel Enderlein; dit alles is reeds voldoende en ik behoef het niet te herha len, .anoniem of niet anoniem, door zeer bekwame pennen, zooals van Glasius, Seyffardt en laatstelijk vooral van Boogaardt in Be Gids met ijver en talent gedaan. Die reorganisatieplannen lieten mij onbevredigd, omdat bij het ontwerpen daarvan door de ministers van oorlog en marine het tot dus verre bestaande beginsel gehandhaafd werdvolstrekte afscheiding der opleiding onzer kadets en adelborsten voor officieren bij de land- en zeemacht. In hoeverre er kans bestaat, dat de door beide ministers voorge dragen reorganisatiën uitvoering zullen erlangen, kan door mij niet beoordeeld worden. Wellicht, dat die uitvoering nog eenigen tijd op zich laat wachten, en in dit geval acht ik het niet noodeloos, hier te herhalen, wat reeds in vroegere jaren met kracht werd be toogd dat het te betreuren is, dat zelfs bij de opleiding onzer toe komstige officieren van land- en zeemacht zulk eene scherpe afschei ding van leger en vloot wordt aangetroffen. No. 10 van 1875.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 17