173
Rawlinsondie deze gewichtige woorden aanhaalt, knoopt daaraan
de opmerking vast, dat Engeland in Indië in der daad op een vul
kaan leeft, die elke minuut tot uitbarsting komen en de Britsche
heerschappij vernietigen kan. Wat in het bijzonder bezorgdheid moet
wekken, is, dat de klasse, welke voor de kuiperijen van Afghanistan
in de eerste plaats vatbaar is, als de opbruisendste en onbeschoftste
bekend staat; eu ongelukkig is in dit land eene beweging aan den
gang, die wel geschikt isde vijandschap der Mohammedanen in Indien
het hoofd te doen opsteken. De dweepers van Sittana, die ons eenige
jaren geleden zooveel moeite veroorzaakten, geven weder teekenen van
levende beruchte Eiruz Sjah heeft zich bij hem aangeslotendie
als laatste vertegenwoordiger van het Delhische stamhuis den titel
van //Koning van Hindostan" aanneemt eu de onverzoenlijke vijand
van Engeland verklaart te zijn. Men weet, dat hij met de Weha-
biten en andere ontevreden Mohammedanen van noordelijk Indië in
verbinding staat.
Vambéry zegt ergens, dat de dweepzieke Wehabiten sedert onge
veer drie jaren van uit hun hoofdkwartier te Patna hunne oproerige
vuurpijlen hoe langer hoe hooger doen opstijgen. //Nu eens stoken
zij een kleinen opstand aan tusschen de bergstammendan eens zien
wijhoe een geestdriftvol leerling dier secte frank en vrij oproer
predikt onder de Sepoy-regementen en hen opwekt tot den oorlog
tegen de ongeloovigen. Tegenover deze gevaarlijke handelingen
blijft Engeland nagenoeg geheel werkeloos; ja, er zijn zelfs mannen,
die de hersenschim najagen, dat men moet zorgen, het onderwijs, de
rechtspraak en het burgerlijk bestuur bij de Mohammedaausche on
derdanen meer overeenkomstig den koran in te richtende handha
ving van de in dien geest gemaakte wetten zou ieder zeker te vreden
stellen. Is het reeds op zich-zelf eene tegenstrijdigheideen door
het zwaard onderworpen volk door toegefelijkheid met het juk des
veroveraars te willen verzoenen, bij Mohammedanen is dat ten
eenemale onzinnig."
Met welk wantrouwen de Indische Regeering tegenover de vorsten
van haar middellijk gebied bezield is, blijkt ten duidelijkste uit het
gerechtelijk onderzoek omtrent de handelingen van den Guikowar
van Baroda. Dit proces is volkomen geschikt om het gistingsproces in
Indië te verhaasten. Beschuldigd van den moordaanslag op een En-
gelsch Resident, moest de vorst eindelijk vrijgesproken worden.
Ware hij in zijn land teruggekeerd, dan zou hij, op wraak belust,
de Regeering in Calcutta ongetwijfeld ernstige ongelegenheid bezorgd