174
hebben. Hij moest tot eiken prijs onschadelijk gemaakt worden
dat stond reeds van af den aanvang vasten zoo ontzette men hem
van den troon wegens slecht beheer, bezette het land met troepen,
onderdrukte eenige pogingen tot opstand en benoemde een tienjarigen
neef des Guikowars tot vorst. Maar dadelijk na de optreding van deze
begonnen de kuiperijen van drie pretendenten, wier aanhang niet
onbelangrijk is, en het is de vraag, of de oproerige geest in Baroda
verkoeld is door de verwijdering van den Guikowar; de Eugelsche
dagbladen, zonder onderscheid, spreken integendeel hunne bezorgdheid
uit, dat de handeling tegenover den vorst van Baroda de vonk zou
kunnen zijn, die de mijn doet springen.
De herinnering aan den grooten opstand is in de harten der In
dische volkeren nog geenszins verzwakt, en de stemming in het land
is sedert 1857 niet gewijzigd. De Hindoe beschouwt zich als de
rechtmatige heer des lands en de Mohammedaan balt de vuist bij de
gedachte aan het machtige rijk van den grooten Mogol. De alge-
meene haat geeft zich nu en dan in de inlandsche dagbladen lucht
alle slechte hoedanigheden worden daarin den Engelschen ten laste
gelegd trots, inhaligheid, list, gierigheid, oogendienarij, zelfzucht,
onoprechtheid, onbeschaamdheid, enz. Zoo schrijft een indisch blad
//De luitenant-gouverneur van Bengalen ziet op de inlandsche rechters
en bestuurders neer als op honden en jakhalzen en behandelt hen
als zoodanig; hij tracht ste.eds aan de hoogere ontwikkeling des volks
bezwaren in den weg te leggen; hij wil niet, dat de inlanders iets
leeren en beschaafd worden, en evenals de Europeanen zelfstandige
begrippen hebben omtrent het staatsbestuur; hij wil, dat de inlan
ders als dieren behandeld worden, enz."
In dezen toestand kan het geen verwondering barendat de uit
Hindostan aankomende berichten in het moederland eene koorts
achtige spanning verwekken, zoodra de politieke hemel bewolkt is.
Welke middelen staan nu Engeland ten dienste om eene ramp te
keeren, die onvermijdelijk schijnt?
Het beschikt in Indië over Europeesche troepen en over inlandsche,
uit 's lands kas betaalde soldaten. De eerste komen op de begroo
ting voor als 45000 man infanterie, 3000 ruiters en 306 stukken
geschut tellende. Bij het hooge ziektecijfer, de ook in Indië vaak
plaats hebbende desertiën, den gevorderden leeftijd van een deel der
manschappen, en eindelijk bij de omstandigheid dat de korpsen reeds