83 Havelock nam Colin Campbell het opperbevel op zich van het leger, dat bestemd was om in Oude te opereereuhij bemachtigde Lucknow. De schrijver verhaalt ons het beleg van deze plaats en alle hinder palen, welke de Engelschen hadden te overwinnen om eindelijk, met den val van Lucknow, een einde te maken aan den opstand in het koninkrijk Oude. Nadat alzoo het bedwingen van den opstand in de noordelijke en noordwestelijke provinciën is verhaald, geeft De Valbezen, alvorens de bijzonderheden der operatiën tegen de opstandelingen in centraal- Indië te beschrijven, een overzicht der geschiedenis dier provinciën voor en na hare aanhechting aan het Britsche Rijk. Daarna deelt hij ons de handelingen mede van den Generaal H. Rose, welke de expeditie tegen ceutraal-Indië aanvoerde. Aan het hoofd van twee zwakke brigadeszien wij dezen bevelhebber het land doortrekken van de oevers der Sipiri tot die van de Jamoena, bij eiken stap op zijn weg vijandentien maal sterker dan hij versterkingenkrach tig door hare natuurlijke verdedigingsmiddelen, en steden met eene hoogst vijandig gezinde bevolking ontmoetende; bij dat alles moet men nog een klimaat voegen, dat aan zijne bewegingen bijna on overkomelijke hinderpalen in den weg stelde. In de maand Juni 1858 was de opstandna een jaar van aanhoudenden strijd, bedwon gen in Bengalen, ceutraal-Indië en de noordwestelijke provinciën. De Sepoys zijn als georganiseerd leger ten onder gegaanzonder dat uit hunne gelederen een enkel talentvol aanvoerder te voorschijn was gekomen. Honderd en twintig duizend Sepoys en honderd dui zend inboorlingen hebben dezen uitgebreiden opstand met den dood geboet; Engeland was daarna sterker dan ooit te voren. Den lstcn November 1858 deelde Koningin Victoria aan hare nieuwe onderdanen mede, dat zij het beheer over Indië, tot dus verre gevoerd door de Oost-Indische Compagnieop zich genomen had. Hiermede eindigt de taak van den geschiedschrijver, die met een zeldzaam talent de gebeurtenissen van Indië en van den opstand van 1857 beschreef. De staatsman, de staathuishoudkundige besluit zijn werk met hoogst belangrijke beschouwingen over Indië en over de toekomst van dit land. Hij vergelijkt daarbij de nieuwe wetgeving, de hervormingen in de militaire en financiëele instellingen, het ge- heele Indische beheer in een woord, met het vroegere. Hij bespreekt de moeilijkheden waarop men stuitte, en de wijze waarop deze over wonnen kunnen worden. Opmerkelijk zijn zijne denkbeelden over de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 190