187 ontvangen stelling te nemen bij Flize, de tweede bij Boutancourt de vierde bij Fréuois, terwijl de vijfde divisie ruiterij en het vierde legerkorps voor het oogenblik hunne stellingen achter den linker vleugel der armee moesten behouden. Daar de generaal Von Moltke bij het lezen van eeuige rapporten, die in den avond van den 31cn bij het hoofdkwartier waren inge komen, vreesde, dat de Franscheu op Mezières trachtten terug te trekken, gaf hij om acht uur des avonds aan eeuige troepenkorpsen last naar de Maas voorwaarts te rukken, ten einde den volgenden morgen gereed te zijn op den weg naar Mezières te vechten. Ten gevolge van dezen nieuwen last nam de Kroonprins Albert van Saksen alle maatregelenom het leger van Mac-Mahon op de plaats vast te nagelen en het zelfs te beletten de Belgische grens te bereiken. De bevelen van Von Moltke werden denzelfden nacht uitgevoerd, zoodat men in de eerste ochtenduren van den eersten Sept. drie legers uit het oosten en zuid-oosten naar Givonne (eene halve mijl noord-oostwaarts van Sedan) zag oprukken, en dat wel over eene aanvalslinie van dertig kilometers (vier mijlen) uitgestrektheid, ter wijl een legerkorps uit het zuiden, vlak tegenover Sedan, naderde, en twee andere korpsen den weg van Sedan naar Mezières gingen bezetten om de Franschen in de flank aan te vallen, zoo zij in deze richting aftogen. Maar het Fransche leger had niet de minste beweging gemaakt. Het bevond zich toen nog op het terrein dat zich uitstrekt tusschen Givonne, de Maas en Floing (een kwart mijl ten noorden van Sedan) eene stelling, die een harduekkigen tegenstand gedoogde en een terugtocht op Mezières mooglijk maakte. Mac-Mahon had, naar het scheen, voor dien dag geen ander ont werp dan den troepen wat rust te gunnen. Dit voornemen blijkt overigens uit eene niet ontzegelde lastgeving, die men eenige uren later op het slagveld vond en waarin gezegd werddat de geheele dag aan rust zou worden gewijd. Blijkbaar was zijn plan, den vol genden dag zijne troepen te doen oprukken naar Mezières of naar Carignan, naar gelang van de omstandigheden, want de maarschalk verbeeldde zich, dat hij nog over de twee wegen beschikte. Even wel schijnen de bewegingen, die hij den Duitschers had zien maken in de omstreken van Donchery, en de tijding dat de brug van deze plaats door hen bezet washem verontrust te hebbenwant bij het krieken van den dageraad zond hij officieren naar den kant van Mezières om te zien, of de weg bedreigd was. Reeds vóór den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 194