199
Hendriks, die toen met het militair kommando en civiel gezag te
Priaman belast was.
In het begin van de maand Juli kwamen de luitenant-kolonel
Elout en de majoor Michiels van hunne excursie in de bovenlanden
te Priaman terug, om tot de onderwerping der VII kottas over te gaan.
Den 7<lcn Juli marcheerden de eerste troepen met eenig geschut
naar de Passar Koerie-tadjee. Dit punt, gelegen aan den grooten weg
tusschen Priaman en Pekandanganstelde de vereeniging daar tus-
schen deze posten en Ivajoe-tanam, lag in de dadelijke nabijheid der
eerste linie van de VII kottas en had dus het voordeeldat men
van hier uit het gunstig oogenblik kon afwachten om den vijand te
overvallen.
Den 8steu Juli waren al onze troepen aldaar vereenigd, bestaande
uit ongeveer 600 man infanterie, grootendeels Europeanen, de artil
lerie met één langen 12-ponder, twee metalen 3-ponders, één houwitser
van 21 pond en drie Coehoornmortieren, benevens een getal van 3000
man hulptroependie meerendeels met geweren gewapend waren.
De volgende dag, tot den aanval bestemd, werd met een schot
uit den 12-ponder aangekondigd.
De kapitein G. J. De Quay, kommandant der le kolonne, sterk
110 bajonnetten, een 3-ponder en de maleiers van Batipo, had in
lastrechts de rivier van Soenoer over te trekken en tegen Soengie Sarie
te opereerenterwijl eene tweede kolonne over Parnbij op Ampaloe
zou marcheeren.
Om vijf uur nam deze beweging een aanvang; de kolonne van
den kapitein De Quay sloeg echter een verkeerden weg instuitte
daardoor spoedig op de linie van Pambij, welke door den vijand
maar weinig werd verdedigd, en maakte zich daarvan meester, juist
toen ook de eerste kolonne daar aankwam.
Door de hulptroepen moest eene opening in de versterking wor
den gemaakt, ten einde al de zich nu ophoopende troepen en vooral
de artillerie gelegenheid tot doortrekken te kunnen gevenaan
de andere zijde gekomenbevond men zich op eene schoone uitge
strekte vlakte, met de linie van auer-auer van Ampaloe Tingie
op den achtergrond.
Vóór dat nog al de troepen uit de sterkte te Rambij gedebou-
cheerd waren, trok de kapitein Hellwig met een twaalftal boeginee-
sche jagers vooruit, om een gedeelte der genoemde linie aan te vallen,
en werd hij daarin gevolgd door de kolonne van den kapitein De