13 die zulke praktische zeelieden taeft opgeleverd Deze opleiding, welke bijna eene kopie is van die aan de voormalige akademie te Breda, heeft aan den wal plaats en duurt vier jaren. Daarin kan derhalve, naar mijn oordeel, het nadeel dier opleiding niet gelegen zijn. Trou wens niet alleen van Willemsoord maar ook van Feijenoord, Delft, Amsterdam, Medemblik en Breda zijn goede zeeofficieren ge- Onder den Stadhouder Prins Willem V werd voor het eerst de oprichting ter sprake gebracht van een Kadettenkorps voor den zeedienst, waarvan het uitgebreid ontwerp door Van Kinsbergen in Maart 1782 werd ingediend. Het korps zou uit 200 jongelieden, van 12 tot 17 jaar, bestaan, kinderen van leden der Hooge Rege ring, der Ridderschap, van stemhebbende steden of van officieren van zee- en land macht. Het Land zou voor het geheele korps moeten bezorgen inwoning, spijs en drank, en aanvankelijk eene boekerij. - Ter inwoning werd vereischt een zeer ruim huis in eene of andere zeeplaats, liefst op Texel. Alle denkbeeld van school behoorde bij deze inrichting vermeden te worden, en alles op een militairen voet te zijn. Aan het hoofd der inrichting zou staan een kapitein ter zee; onder hem vier luite nants ter zee, een officier der artillerie en genie, een schipper, een konstapel enz. Verder zouden er zijn professoren en lektoren in de mathesis, de geschiedenis en aardrijkskunde, een scheepsbouwmeester, een teekenmeester, en onderwijzers in het Engelsch, in het Pransch, in het schermen en het teekenen. Het opperbestuur over de inrichting zou toevertrouwd worden aan twee Gecommiteerde Raden ter Ad miraliteit, twee Vlagofficieren en een Directeur-Generaal. Er zouden vier klassen of divisiën zijn. De helft der leadetten zou gedurende Juli en Augustus met een fre gat van 24 stukken naar zee gaan. De bekwaamsten, den ouderdom van 17 jaren bereikt hebbende, zouden, als adelborstenop 's Lands schepen geplaatst worden, doch niemand kon voor zijn 20ste jaar tot luitenant worden bevorderd, tenzij hij zich hijzonder had onderscheiden. Willem V achtte zoodanige inrichting van het grootste gewicht voor den voortdu- renden bloei der Marine; doch wat hij zeer verlangde te verwezenlijken werd door omstandigheden van verschillenden aard belet. Adelborsten verkreeg men toen van de in 1785 opgerichte Kweekschool voor de Zeevaart. Bij de organisatie der Marine, na de omwenteling onder Willem V, welke eerst in 1/9/ bekrachtigd werd en het volgende jaar in werking kwam, was bepaald, dat het korps der zeemacht zoude tellen 40 leadetten le klasse, 60 der 2e klasse en 100 der 3e klasse. Tot het bekomen dier kadetten had het Comité of de Raad van Marine steeds zijn toevlucht moeten nemen tot de te Amsterdam gevestigde Kweek school voor de Zeevaart en zich daardoor als het ware van die inrichting afhankelijk gesteld. In 1803 was men er op bedacht om zelf bij de Marine maatregelen te nemen, ten einde aan de toekomstige zee-officieren eene meer bepaald wetenschappelijke en militaire opvoeding te geven. Vroeger toch trad ieder jongeling, die bij de marine vooruit wilde komen, gewoonlijk soms reeds op den leeftijd van tien jaarbij de eene of andere admiraliteitscollegie als adelborst in dienst en werd zoodoende van af zijne jeugd aan boord van een oorlogsvaartuig door praktijk tot zee-officier ge- voimd. Eene dergelijke opleiding kon uit den aard der zaak weinig wetenscliappe-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 20