204
stormdde tegenstand was echter zoo groot, dat de bemachtiging
niet dadelijk gelukte en men verplicht was terug te trekken. Doch
op het zelfde oogenblik als het ware, dat onze troepen tot dat einde
verzameld werden, vond er eene zeer toevallige omstandigheid plaats,
die den vijand met een panischeu schrik bezielde en hem zijne stel
ling plotseling en ongemerkt deed verlaten.
Alvorens deze omstandigheid te veihalen, moet ik hier eerst me-
dedeelen eene handeling van den luitenant Bender, niet alleen ten
bewijze van diens onverschrokken moed en braaf soldatenhart, maar
ook om te doen zien de bijzondere en onverwachte wijze, waarop
de kapitein De Sturler, van 's vijands vlucht onderricht, meester van
Mëngoppo werd.
Toen onze troepen namelijk weder vereenigd waren, gaf de lui
tenant Bender in overweging om, alvorens eenige achterwaartsche be
weging te doeneene poging, in het werk te stellen om de lijkeu
zijner jagers, die onder de vijandelijke borstwering gesneuveld wa
ren van daar weg te halen en ze zoodoende te sparen voor de
onmenschelijke mishandeling, welke men wist dat zij zouden onder
gaanwanneer ze in 's vijands handen vielen; hij verklaarde zich
daarbij tevens bereiddien tocht persoonlijk te ondernemen en niets
onbeproefd te laten om aan zijn verlangen gevolg te geven.
Dadelijk had hij eenige zijner dappere en moedvolle soldaten om
zich heen, om hem in deze moeiêlijke taak hij te staan, en wat nu
ook zijne kameraden daartegen mochten inbrengenten einde hem
van zulk eene gevaarvolle onderneming te doen afzien, waarbij hij
eigenlijk toch zonder nut zich-zelven en anderen te zeer waagde,
liet hij zich niet van zijn stuk afbrengen, en zcmder zich verder te
bedenken toog hij henen om, vergezeld van enkele even brave sol
daten als hij was, aan zijn edel gevoel en plichtbesef te gehoorzamen.
Uit vrees van door den vijand gezien en alzoo in zijn voornemen
verhinderd te worden, gaat men over den grond kruipende vooruit;
met een kloppend hart komt de luitenant Bender op de plaats waar
zijne dappere jagers gevallen zijn, hij bevindt zich in de dadelijke
nabijheid der anders zoo trouw wacht houdende padries, en toch is
hij naar het schijnt nog niet ontdekt geworden.
Bevreemd over dit geluk, werpt hij een blik op de vijandelijke
borstwering en bemerkt daar geen enkelen verdediger; dat maakt
zijne verwondering nog grooter, en ofschoon hij de zaak nog wel
niet vertrouwt, drijft hem de nieuwsgierigheid er toch toe, oin dezen
vreemden' toestand nader te bespieden.