meer achtervvaartsche stelling had ingenomen, ten einde Toewankoe Iman door list en bedrog zoo mogelijk van ziju stuk te brengen. Met dat doeloogenschijnlijk beangst en gejaagdkwamen zij hem het bericht brengen, dat onze aanval op Mengoppo volkomen was gelukt, en dat Toewankoe Moeda .totaal was verslagen en reeds een goed heenkomen had gezocht in de aangrenzende bosschen. De Iman, hoe vol vertrouwen ook op het beleid en den werkzamen geest van zijn neef, en dezen met de hem toegevoegde macht, in de sterke positie welke hij bezet had, als het ware onverwinnelijk achtende, stond op het vernemen dezer onverwachte tijding als ver stomd en gevoelde zich zoo geheel uit het veld geslagen, dat ook al het zelfvertrouwen op eens bij hem verloren was. Er niet eens aan twijfelende dat het ontvangen bericht waarheid bevatte, hield hij zich overtuigd dat onze troepen, van hun geluk ge bruik makende, nu ook hem weldra zouden komeu aanvallen, en maak te de vrees van verslagen te zullen worden zich zoo geheel van hem meester, dat hij zonder bedenking besloot, onmiddellijk terug te trek ken. Het bevel daartoe was nauwelijks gegeven, of de schrik werd zoo algemeen, dat men van alle punten tot eene overhaaste vlucht overging. Als met de vleugelen des winds kwam de tijding daarvan tot Toewan koe Moeda, die nu op zijn beurt door dat geheel onverwachte bericht niet weinig ontstelde en met zijne troepen in twijfel werd gebracht over hetgeen thans door hen moest worden vericht. Dat bleef den maleiers van de XII kottas niet onopgemerkt en daarvan gebruik willende makenmoesten zij eene poging aanwen den om Toewankoe Moeda, door het verspreiden van nog meer veront rustende mededeelingenzoo bevreesd te maken, dat hij evenals zijn oom tot een overhaast terugtrekken gedrongen werd. Als zoodanig werd het bericht van Toewankoe Iman's vlucht door hen aangevuld met het beweren, dat wij met eene belangrijk macht en ruim voorzien van geschut, tusschen hem en den hoofdtroep waren doorgedrongen, de laatste geheel verslagen en op de vlucht gejaagd was geworden en wij dus elk oogenblik konden aanrukken om hem in den rug aan te vallen. Deze tijding miste haar doel niet. In het front zag men onze troepen weder samentrekken om zich tot een aanval gereed te maken, men wist dat tot afwering daarvan alle kracht en moed ge vorderd zouden worden, en het kon dus niet anders of de tijding, ook van achteren door eene sterke macht geattaqueerd te zullen worden, zonder meer op hulp en ondersteuning van buiten te kunnen 206

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 213