20S daardoor eene regeeringloosheid en een tweespalt tusschen hoofden en volk, welke de inwendige krachten des lands zeer deden verminderen. De toewankoe van' Kapaueen even dapper krijgsman als schran der hoofd, was pas onlangs door een zijner lijfwachten 111 den tem pel vermoord geworden omdat hij dezen zijne jonge schoone vrouw had ontnomen. Ook dat land verkeerde sedert dien tijd in een staat van wanorde, welke het ons gemakkelijk maakte, het kort daarna onder ons gezag te brengen. Deze stand van zaken werkte belangrijk mede om een gelukkig gevolg te geven aan het verlangen van den Gouverneur-Generaal om ons gezag op Sumatra meer te bevestigen en de niet onderwor pen districten Lintou, Bondjol en de XIII kottas ten onder te brengen. Door de toezending .van Java der overige drie kompaguiëu van het le bataillononder het bevel van den luitenant-kolonel P. P. Vermeulen ICrieger, en van 300 man van het legioen van den Ali Bassa Prawiro Dirdjo, die in Juni en Juli 1S32 te Padang aan kwamen, werd de resident en militaire kommandaut vau Sumatra, de luitenant-kolonel Elout, al spoedig in staat gesteld, de noodigë maatregelen te nemen om aan dat verlangen gevolg te geven. Zoo waren den 19 'eu Juli te Batoe Saukar (Port Van der Capel- len) de noodige troepen vereenigd om een inval te doen in Lintou en de padriesche linie aldaar te vermeesteren. Den 20ste!,, 0rn 2 uur 's middags, begaf zich de kapitein Veltman met zijne 62 boegineezen van de 5= kompagnie op marsch om de post op den Marapalm te bezetten, en den volgenden morgen rukten de overige troepen derwaarts op; de 2« kompagnie jagers (le bat.) onder den kapitein Schenk, de halve 5e kompagnie onder den lui tenant A. Van der Hart, en de 6e kompagnie van het 7e bataillon onder den kapitein Genet. Terwijl deze laatste tijdelijk post vatte te Andale, de tweede kampong aan den voet van den Marapalm vervolgden de andere kompaguiëu haren weg en bereikten na vier uren marsch den top des bergs. Daar gekomen, werden'de troepen door den luitenant-kolonel Ivrieger in alle stilte achter een bergrug in het lange gras bedekt opgesteld. Hetzij dat deze opstelling niet zeker genoeg voorkwam om onze aanwezigheid voor den vijand verborgen te houden, die nu, op een half uur van ons verwijderd, in de vallei gelegerd was, dan wel dat eenige andere reden hiertoe aanleiding heeft gegeven, ze werd in den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 215