209 namiddag weder verlaten en verwisseld met een nabij gelegen huis, waarin nu de troepen werden vereenigd. Nadat de noodige patronen en vuursteenen waren uitgegeven, werd bepaald, dat 's nachts ten 12 uur zou worden opgerukt. Door een invallenden feilen wind, gepaard met hevige regenvlagen, moest dat uur van vertrek echter worden veranderd en was het reeds drie uur in den morgen geworden, toen de marsch werd aangevangen. Voor den aanval der vijandelijke linie was het volgende bepaald geworden. De luitenant-kolonel Kriegel- zou langs den weg trekken welke over het rechts gelegen gebergte liepom van die zijde de linie in den rug aan te vallende door hein aangevoerde kolonne bestond uit de 2e kompagnie jagers, sterk 96 man, en 116 boegineezen van de en 5° kompagnie; te zamen dus 212 man. De kapitein Veltman was bestemd om met eene kolonne van 162 man den rechtervleugel des vijands om te trekken, terwijl op liet centrum zou worden geageerd door den luitenant-kolonel Elout, die daartoe de kompagnie van den kapitein Genet, 100 man sterk, en een detachement boegineezen bij zich hieldbenevens de maleische hulptroepen van Batipoe en eenig geschut. Was de weg, welke bij het afgaan van den berg moest gevolgd worden uit zijnen aard reeds moeielijknog meer was hij dit ge worden door den pas gevallen zwaren regen. De nachtelijke duister nis maakte liet gaan des te onzekerder, en toch avanceerden de troepen zonder door den vijand ontdekt te worden. Met het aan breken van den dag werd de laatste hoogte bereikt, van waar de onzen de vijandelijke linie van achteren konden naderen, en van waar de geheele positie werd overzien zondtr dat nog een enkele padrie, werd bespeurd. Dat duurde echter niet lang; spoedig zag men vier padries, die, waarschijnlijk van de wacht huiswaarts keerende, duidelijke blijken gaven van ons te hebben gezien, en daarvan mededeeling gin gen doen. Kort daarop werden onze troepen dan ook door de eerste vijan delijke kogels begroet, welke spoedig door een algemeen vuur wer den gevolgd. Er mocht derhalve geen tijd verloren gaan, en onverwijld werd dan ook nu in de vlakte opgerukt. De overste Krieger stuitte op eene vijandelijke wacht, die ver jaagd werd, trok daarop moedig met zijne kolonne vooruit en om-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 216