217
i eene macht tegen Java richt. Hoe 't zij, verdediging van onzen
Archipel tegen Duitschers, Franschen, Engelschen of eene andere mo
gendheid is geene hersenschim. Zou ook "bij den aanval van een
groot rijk, gelijk Atjehstrategische kennis zoo overtollig zijn?
En de opvatting: //ik heb aan taktiek genoeg", is even bekrom
pen, alsof men zich tevreden stelde met de kennis van de geschie
denis der Nederlanders in Indië, en niets wilde weten van de we
reldgeschiedenis.
Eindelijk, beoefening van de strategie is eene bron van genot voor
den geest. Wat zou er minder verveling heerschen op menigen
buitenpost, zoo Jomini en Clausewitz daar minder onbekende groot
heden waren
Ik wensch de zucht tot het beoefenen van de hoogere krijgskunst
eenigszins op te wekken door, aan de hand van den Belgischen overste
Van de Velde, iets mede te deelen over die wetenschap, en wel naar
aanleiding van een boek, in 1S73 door hem geschreven onder boven-
staanden titel.
Ik voel mij daartoe te eerder gedrongen, omdat ook aan de Mi
litaire Academie te Breda, althans vroeger, de waan heerschte, dat
brabbelmaleisch en de kennis van Sri Barna en lsma Jatiem nuttiger
was dan strategie, die dan ook niet werd geleerd.
In een eerste gedeelte schetst de schrijver rnet groote, of
schoon juiste en karakteristieke, trekken de oorlogen van 1831 tot
1870; hij begint met de Italiaansche bewegingen, die er de bron
van waren, en eindigt met den verschrikkelijken oorlog van 1870.
Deze gebeurtenissen worden onderzocht, vooral uit het oogpunt dei-
militaire politiek en der diplomatie; waarna de heer Van de Velde
terecht besluit, dat de staatkundige wetenschap ook noodig is voor
den opperbevelhebber, dat de eigenlijk gezegde strategische weten
schap onmisbaar is voor den staatsman, en dat van alle oorlogen,
die een staat kan ondernemen, de voordeeligste die is, waarbij hij
optreedt in eene reeds aangevangen worsteling.
Na dit betoog van het innige verband tusschen de strategie en
de staatkunde, bewijst de schrijver in een tweede gedeelte, dat de
strategie ook innig verbonden is aan de groote taktiek der veldsla
gen, en hier zullen wij hem zeiven het woord laten:
//Men heeft veel geredetwist", zegt hij//over de in elk geval
onbelangrijke vraag, wanneer de rol der strategie eindigt en die der
taktiek aanvangt. Deze vraag heeft te minder gewicht, omdat hij,
10