15 zitting der Tweede Kamer van 4 December 1855, bij de behandeling der begrooting van het departement van marine voor 1856, nogmaals het woord naar aanleiding van het onderricht der adelborsten en ka- dets aan de akademie te Breda en zeide toen o. m. het volgende //Het onderwijs aan het Nieuwe Diep is zeker niet zoo grondig, maar dit kan ook niet of het zou de zelfde kosten teweegbrengen als thans voor het onderwijs te Breda betaald worden, en dat is dunkt mij een van de argumenten, die aan te voeren zijn voor de wenschelijkheidom, zoo het mogelijk is, de opleiding gezamenlijk te doen plaats hebben; want juist omdat de verschillende vakken te Breda zoo goed bezet zijn en zich daar bijna voor elk vak speciale onderwijzers bevinden, zouden de adelborsten daarbij gevoegd kannen wordenzonder dat dit eene belangrijke vermeerdering van kosten zou teweeg brengendit is toch gebleken, toen de adelborsten van Medemblik naar Breda verplaatst werdenbehoudens de toevoeging van drie zeeofficieren en van een paar onderwijzers, is het onder wijzend personeel toen niet vermeerderd. Wil men de scheiding be paaldelijk, dan is het buiten twijfel, dat er ook vele vakken te Nieuwe Diep even als te Breda moeten onderwezen worden; verkiest men de daartoe vereischte kosten niet aan te wendendan zal het onderwijs daarbij zeker moeten lijden. Ik heb er bij eene vorige gelegenheid op gewezen, en kan niet nalaten er thans op terug te komen, dat O O bestaan te hebben, werd de opleidingschool voor de adelborsten met de Koninklijke militaire akademie in Breda tot eene Koninklijke akademie voor de zee- en landmacht vereenigd, alwaar ook wederom kadets voor de mariniers werden aangenomeu. Niet lang mocht deze wetenschappelijke inrichting voor leger en marine bestaan. Na in 1852 tot stand te zijn gekomen, werd spoedig daarna nevens haar eene opleiding voor adelborsten op het wachtschip te Nieuwe Diep tot stand gebracht, welke in 1857 de formeele afscheiding van de studiën der kadetten en adelborsten ten gevolge had en het aanzijn gaf aan het Koninklijk Institaut voor de marine te Willemsoord. De kadets voor de mariniers bleven tot 1858 op de militaire akademie te Breda en ontvingen later hunne opleiding aan eene inrichting te Amsterdam. Zij is in latere jaren opgeheven geworden en mag men op de dienaangaande verspreide berichten geloof hechten, dan zullen in 1876 kadets voor de mariniers en adelborsten voor de marine op ééne inrichting hunne opleiding ontvangen. Of op die inrichting ook toegelaten zullen worden jongelieden die eenmaal officier-machinist en officier van administratie bij de marine wenschen te worden, is mij onbekend. De ingenieurs voor de marine (burgerpersonen) ontvangen hunne opleiding te Delft aan de Polytech nische school. [Zie: De Jonge, Zeewezen; Monitor, Indische militaire belangen; Daendels, Staat van de Ned. O. I. bezittingen.]

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 22