260
van den eenvoudigen soldaat. Die opzichter zalin stede van ƒ600,
540,—of 480,—, f 620,—, 560,— of 500,—erlangen.
Het zij ons vergund als onze meening te kennen te gevendat
deze luttele verhooging van ƒ20.— gagement per jaar, na 's Ministers
toezegging des vorigen jaars, eene groote teleursstelling moet hebben
veroorzaakt, en dat zij niet zal strekken om één militair opzichter
meer dan vroeger bij het Indisch leger te doen overgaan of in dienst
treden. Plet komt ons voor, dat de militaire opzichter der genie
le kl., die meer inkomen heeft dan de 2" luitenant, ook in pen
sioen bij deze niet ten achteren behoorde te staan. De inkomsten
van den eerste zijn (tractement, werkgeld en vivres) circa ƒ240,
die van den tweede 170,— bij de infanterie, ƒ185 bij de speciale
wapens; de opzichters van alle klassen staan, ten opzichte van huis
vesting of huishuurindemniteit, met de luitenants gelijk.
Wij zien in dat verschil in bezoldiging geenerlei bezwaar, doch mee-
nen dat dan ook het pensioen, dat bij den 2e luitenant 700,— be
draagt, voor den opzichter op meer dan 620,— behoorde te wor
den gesteld. Ook de geniewerklieden, aan welke zooveel hoogere
eischen worden gesteld dan aan den gewonen soldaat, wier inkomen
bijna het dubbele bedraagt van dat hunner ranggenooten bij de in
fanterie, behoorden o, i. meer pensioen te hebben dan deze, evenals
zulks voor de artillerie-werklieden is bepaald.
De Minister zegt, naar aanleiding van de maatregelen welke ter
aai,vulling van het Indisch leger genomen zijn, dat vooral de wer
ving van vreemdelingen in 1875 goede uitkomsten gaf. Het aan
tal vreemdelingen bedroeg, blijkens het koloniaal verslag, in 1874,
circa 40 pCt. der aangeworvenenzoo onze information juist zijn,
steeg het in 1875 zelfs tot 67 pCt. In sommige dagbladen is dat
aanwerven aan vreemdelingen afgekeurd en gewezen op de bezwaren,
die daaruit zouden kunnen ontstaan. Naar onze meening, ten on
rechte, en het is hier de plaats, om die meening met een enkel woord
toe te lichten.
Het spreekt wel van zelf, dat wij het wenschelijk zouden vinden,
dat de positie van den Nederlandsch-Indischen soldaat zoo aanlok
kelijk ware, dat de Europeanen in ons leger alleen door Nederlanders
vertegenwoordigd werden. In eene Nederlandsche kolonie belmoren
ook bij voorkeur Nederlandsche soldaten; en hoe meer men tracht
het daarheen te leidenhoe beter. Maar ook door de gunstigste be
palingen, door de grootstmogelijke verhoogingen van tractementen en