19 werd voorgedragen als een noodzakelijk gevolg van het gebrek aan aspiranten voor adelborst, die zich tot opleiding te Breda aanboden. Dit was een natuurlijk gevolg van de toen ter tijd betrekkelijk hooge kostendaaraan verbondenwelke zich ouders en voogden moesten getroosten. Yoor de opleiding aan het Nieuwe Diep werd en wordt betrekkelijk nog bijna niets betaald. Nadat de toenmalige begrooting van marine was afgestemd en de minister Enslie als een gevolg daarvan aftrad, werd eenige maanden later, bij het indienen der nieuwe begrooting, door zijn opvolger, den heer Lotsij, gezegd, dat er een strijd was ontstaan tuschen de opleiding theore tischzoo men meende, te Breda, en praktisch aan het Nieuwe Diep. Die twee soorten van opleiding stonden tegenover elkandermen zeide dat vraagstuk is moeilijk te beslissen, dewijl sommigen de eene wijze, anderen weder de andere wijze van opleiding voorstonden, en men alzoo eene proef wilde nemen, wat het beste stelsel was. Toen in 1856, bij de volgende behandeling der begrooting van marine, door een der volksvertegenwoordigers omtrent deze aangele genheid de noodige inlichtingen werden gevraagd, antwoordde' de minister van marine, dat de tweederlei soort van opleiding onzer adelborsten te Breda en te Willemsoord niet kan blijven bestaan omdat dit te kostbaar was en er nog andere welke bezwaren aan verbonden waren. En in het jaar 1857 heeft de opleiding te Breda opgehouden te bestaanmaar nooit is zij afgekeurd geworden. Maar toch wordt in de memorie van antwoord bij de marine- begrooting voor 1857zij het ook voor het eerst, door den minister Lotsij gezegddat de opleiding te Breda niet goed was en die aan het Nieuwe Diep de ware is. Tegen eene dergelijke bewering tee- kende de heer Delprat protest aan. Hij deed dit niet uit een theo retisch oogpunt; want daarvoor zoude hij te veel vorderen van het geduld zijner toehoorders. Laat ons dan zien, hoe bij den heer Lotsij van diens onjuistheid trachtte te overtuigen. Eene der redenen, welke die minister aanvoerde, was, volgens den heer Delprat, tegen alle opleiding der officieren van de marine te Medemblik en later te Breda, waardoor min of meer diskrediet werd geworpen op de van die kweekscholen afkomstige zee-officieren, alsof zij minder geschikt voor hunne taak waren dan diewelke van het Nieuwe Diep zouden komen. Voor de verplaatsing der kweekschool van Breda naar laatstgenoemde plaats werden toen drie motieven opgenoemd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 26