22 deu. Vooroordeel eu bekrompenheid hebben daartegen het hoofd op geheven. De kruistocht tegen de Bredasche akademie werd aangevaen,ng en met driestheid werden drogredenen van allerlei aard gebezigd, om de meening ingang te doen vindendat de opleiding der adelborsten te Breda verderfelijk was. En dat alles verblindde zoo zeerdat volgens den heer ter Bruggen Hugenholtz geen 20 onzer toenmalige zeeofficieren die vereenigde opleiding goedkeurden Zeer terecht m. i., zeide daarom de heer Delprat, dat die twintig zeeofficieren dan denkelijk zich van het goede dier vereenigde opleiding hadden overtuigd, terwijl de overigen haar beoordeeld hadden zonder haar te kennen. De toenmalige minister van marine stichtte daarna, nevens de opleiding te Breda, eene kweekschool aan het Nieuwe Diep, welke met gebrekkiger hulpmiddelen dan te Breda tot stand kwain, en waarbij het gehalte van het wetenschappelijk onderwijs minder was. In 1857 eindigde de opleiding te Breda voor de adelborsten en werd zij aan het Nieuwe Diep later meer algemeen bekend onder den naam van het Instituut voor de Marine te Willemsoord allengs verbeterd. Ik betreur het, dat die scheiding heeft plaats gehad. Ik betreur over het algemeen deu geest van afzondering, dien men nog zoo vaak bij de marine waarneemt. Waarom niet zooveel mogelijk partij getrokken van elkanders hulpmiddelen? Waarom moeten leger en vloot alles afzonderlijk hebben en besturen? Waarom b. v. niet zooveel mogelijk gelijkheid of overeenstemming gebracht bij de zee artillerie en de artillerie te lande? Waarom niet de eene verbeterd door de andere? Waarom geen meer verband daar tusschen gebracht? Waarom steeds gekibbel over het gebruik van mariniers door de landmacht; bij welk departement: van oorlog of marine, eigenlijk de torpedo's moesten zijnwat men eigenlijk onder kust-artillerie hebbe te verstaan, en zoo al meer? Geldt de verdediging van ons vader land niet vloot en leger beiden? Waarom dan dit alles niet an ders? Omdat kleingeestige inzichten, bekrompenheid, eigenbe lang en dwaze vooroordeelen dit belet hebben. nDe zeemacht moet geheel op zich zelve staan. Zij moet volstrekt niet in verhand komen met de landmachtwant daardoor zou zij die eigenaardigheid verliezenwelke hare kracht en hare sterkte uitmaaktZie daar de jammerlijke drogreden, die men te vaak heeft gebezigd, om de beste en verstandigste voorstellen te bestrijden en -af te wijzen. //Ik begrijp wel, dat er bij een korps als de marine esprit de corps

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 29