294
ontzien, belette het slechte weder de vloot, hare nieuwe voorschriften
ten uitvoer te leggen.
De vloot der Noordzee, die onder het bevel van den admiraal
Fourrichon stond, deed den Duitschers niet meer kwaad dan die der
Oostzee.
Eerst den elfden Augustus droeg men kennis van het aanwezen
eener Fransche vloot in de wateren der Noordzee, het tijdstip, waar
op den Duitschers de blokkade van al de havens dezer zee, van Bal-
trum, bij het eiland Norderney, tot den mond van de Eider, betee-
keud werd. Maar, gelijk in de Oostzee, belette het slechte weder
de Fransche vloot, de havens krachtdadig te blokkeeren.
Deze vloot trok gewoonlijk partij van de nachtelijke duisternis om
te kruisen en verkenningen te bewerkstelligen, een dienst, die vol
bracht werd door voorpost-schepen, welke bijna even spoedig verdwe
nen als zij verschenen. Men was zeker ze alle twee dagen aan den
ingang van eeue haven of aan den mond van eene rivier te zien op
dagen. Zij drongen gaarne voorwaarts in de wateren van Wanger
Oge, waar zich de Arminius ophield. Zoodra zij zagen, dat deze
hun te gemoet kwam, trokken zij in aller ijl naar Helgoland terug.
Daar deze schepen sneller liepen dan de Arminiustrok die onop
houdelijk herhaalde streek de aandacht van den Pruisischen Admiraal
Jachmann, die er het voornemen in meende te zien, den Arminius
te verlokken die schepen te vervolgen, en hem alzoo te dwingen een
strijd te aanvaarden, waarvan het overige der Duitsche vloot in de
haven van Jahde niet louter toeschouwster had kunnen blijven. De
Pruisische admiraal wachtte zich dan ook wel in den strik te vallen.
Ten gevolge van dit besluit zoowel als van de moeilijkheden die
eene onstuimige zee niet ophield aan de Fransche vloot te veroor
zaken, nam de oorlog in deze streken hetzelfde karakter aan als in
de Oostzee.
Deze werkeloosheid der Fransche vloot en de overtuiging, .waarin
men weldra deelde, dat de Duitsche kustprovinciën niets meer van
de Franschen te vreezen hadden, veroorloofden achtereenvolgens naar
Frankrijk te zenden de derde divisie landweer, daarna de zeventien
de divisie infanterie, gelijk ook de eerste en tweede divisie landweer
der garde, troepen, die men zich vergenoegde met te vervangen door
andere, die tot de oudste klassen der landweerbataljons behoorden.
Het tweede hoofdstukof liever het tweede artikel der negende
aflevering van het werk van den Pruisischen generalen staf over den