297 van het 74s en het 78e regiment, wat de opschudding, die sinds den vorigen dag in de stad heerschte, ten top voerde. Eenige dagen te voren had Napoleon III den generaal Douay, die zich toen te Miihlhausen bevond, aanbevolen, zoo mooglijk, eene zijner divisiën in Straatsburg te werpen en Belfort te dekken met de twee, die hem overbleven. Maar daar eene van zijne divisiën bij het lc korps was en eene andere zich nog te Lyon bevond, kon Douay zich niet naar deze instructies gedragen. Ofschoon, volgens de Eransche wet, de generaal Uhrich geheel al leen de verantwoordelijkheid voor zijne daden droeg, meende hij niet temin, in den benarden toestand waarin hij gedompeld was, een krijgsraad te moeten beleggengeheel bestaande uit hoofdofficieren om raad te geven omtrent de middelen tot verdediging van de ves ting. Deze raad, die den 7cn plaats had, verklaarde zich te eerder voor eene krachtige verdediging, dewijl de militaire intendant verze kerde, dat de bezetting, zoo als zij was saamgesteld, voor drie maan den brood en voor twee maanden vleesch had en dat hij bovendien beschikte over tienduizend bedden. Afwijkende van de toen van kracht zijnde reglementen voor de belegerde plaatsen, verdeelde Uhrich de vesting in vier onaf hankelijke distrikten, die elk een bijzonderen kommandant hadden, welke aan houdend aangewezene troepen tot zijne geheele beschikking had. Het noorderfront werd van dien oogenblik verdedigd door gedeelten van het nieuw gevormde rnarsch-regiment, door liet bataljon mobiele garde van Weissenburg en door de zeelieden. Dit distrikt had tot bevelhebber den schout-bij-nacht Excelmans De colonel Blots (Biot?) die op het westerfront bevel voerde, had onder zijne orders het 87e regiment linie-troepen, het bataljon mobielen van Straatsburg en een bataljon tolbeambten. Het zuidelijke front werd gekomman- deerd door den generaal Joly Erigola, de citadel door den generaal Moreno. In de tweede helft vau de maand beschikte de vesting in het geheel over 23000 man en over 1200 vuurmonden. Het was in den avond van den lid™ Augustus, dat de eerste Duitsche troepen, aangevoerd door den generaal Beyer, onder de Excelmans gedroeg zich gedurende het geheele beleg, volgens zeggen van oog getuigen, die zeiven zich onderscheiden en wier getuigschriften van moed ilc in handen heb gehad, als een held. Daarentegen was er een artilleriegeneraalik meen Barral, dezelfde die zijn eerewoord, aan de Duitschers gegeven, verbrak, wien voor den troep zijne lafheid werd verweten. Yert.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 304