23 zit", zeide de heer Fransen Van de Putte als lid der Tweede Kamer, in 1871, bij de behandeling der marine-begrooting voor 1872 Ik begrijp dat ook en besef volkomen het schoone van zulk eene eigenschap, die althans bij het Indische legervaak navolging verdient. Maar die eigenschap mag niet overdreven worden, want dan is zij nadeelig voor 's Lands belang. En moest meer esprit de corps bestaan tusschen leger en marine. Nog altijd bestaat er eene eene dwaze en verderfelijke verdeeldheid tusschen de ministeriën van oorlog, marine en koloniën; elk departement ijvert uitsluitend voor zijn eigen belang, alsof daarmede alles gewonnen ware; elk gaat zijn eigen gang en speelt onafhankelijk koninkje. Beide departemen tenvan oorlog en marine beschouwen zich wederkeerig als geheel van elkander onafhankelijke staten. Elk heeft zijne eigene bijzondere inrichtingen, gaat af op eigen inzichten en let alleen op zijne eigene belangen. Gelukt het met altijdtelkens maakt elk er hoegenaamd geen bezwaar van, om, ten einde zelf eenige honderden guldens te besparen, het andere departement den last van eenige duizenden op te werpen. En dit zal vooreerst niet veranderen (f). Ik erkendat deze woorden hard en bitter zijn, maar ze worden door de verontwaardiging uitgelokt; de verontwaardiging over het slecht gebruik der strijdkrachten van den Staat. Ik ben geen vijand of bestrijder van onze marine; het tegendeel wil ik beweren; met warme deelneming ben ik aan haar gehecht, en niemand kan wellicht vuriger dan ik wenschen, dat zij uitgebreid worde en vooral in den Nederlandsch-Indischen archipel in bloei en grootheid toeneme; niemand erkent wellicht meer dan ik de gebiedende noodzakelijkheid van het bestaan eener sterke marine; en niemand zal misschien meer bewondering en geestdrift voor de daden der zeemacht van onze Republiek gevoelen dan ik. Die zeemacht was onze roem en kracht. Heb ik dus hart en liefde voor marine, ik heb ze natuurlijk niet voor de gebreken en verkeerdheden, welke haar vaak aankleven. Ik Zie Bijblad der Staatscourant, 18711872. (f) Het torpedo-geJcraJceelb. v. dat door zijne langdradigheid eene Oostersche kwestie dreigde te worden, is nu, Goddank! in zóó verre beëindigd, dat de zooge naamde passieve torpedo's onder het departement van oorlog en de aktieve torpedo's ondei het departement van marine behooren. De eerste soort wordt bij kustbatterijen, de tweede soort de eigenlijke offensive torpedo's bij de verdediging van zeegaten gebezigd. Maar nog is men het niet eens, of de Tcust-artilleriedie daarmede te maken heeft, tot de land- of zeemacht moet behooren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 30