305 den dag waarop de insluiting begon, van den voorraad, die zich toen in de omringende dorpen bevond. De kommandant der vesting had zelfs niet gevreesd, reeds in de eerste dagen van de maand Augus tus de poorten van de vesting te openen voor al de platte-landbe- wouers uit den omtrek, die mondtocht voor veertig dagen bij zich hadden. Deze onvoorzichtige maatregel had, wel is waar, tegen den lijden Augustus opgehouden, maar Metz telde toen reeds meer dan 20,000 buitenlieden, die er de wijk hadden genomen. De gemeenschap tusschen Metz en Thionville hield den 20steD Au gustus op, maar, ondanks de waakzaamheid der Pruisische troepen, wier stelling den Franschen overigens vrij goed bekend wasslaag den deze er meer dan eens in, boden naar die zijde te zenden. De Pruisische posten pakten eens een bode op, bij wien men. brieven van Bazaine aan Keizer Napoleon vond. Het ingesloten leger trachtte later zijne gemeenschap met zijne landgenooten daarbuiten te onderhouden door postballons en zelfs door middel van flesschen, gevuld met brieven, die men aan den stroom van de Moezel overgaf. Deze laatste wijze van tijdingen en depêches over te brengen werd spoedig door de Pruisen ontdekt. In de eerste dagen der insluiting hadden er geen ernstige gevech ten tusschen de twee vijandelijke legers plaats. Evenwel ging er geen dag voorbijwaarop de vooruit geschoven posten en de pa trouilles, vooral op den linkeroever der Moezel, mekaar niet bij de haren grepen. De forten gaven van tijd tot tijd teeken van leven door granaten te zenden aan de manschappen, die op het front van het insluitingsleger werkten. Eene springende granaat kwetste eens zeer ernstig een Pruisischen kolonel, die een verkennings-rondgang deed. Zoo het leger van Bazaine zich werkeloos toonde, verried het niet temin het voornemen, van de eerste gelegenheid partij te trekken om den metalen gordel, waardoor het bekneld was, te verbreken. Sinds den slag van Vionville-Mars-la-Tour was er eene vrij drukke briefwisseling gevoerd geworden tusschen Bazaine en Mac-Mahon, waarin de twee maarschalken elkander alles mededeelden, wat op hunne troe pen betrekking had, en omtrent de maatregelen overeenkwamen, die het gem ikkelijkst tot de vereeniging van de twee legers hadden kun nen leiden; gelijk men zien kan uit het rapport, gedagteekend uit Metz: 19 Augustus, dat Bazaine aan Mac-Mahon zond, gelijk ook uit den brief, dien hij dezen schreef en die de dagteekening van den oQsten Augustus draagt; een brief, waarin Bazaine aan Mac-Mahon

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 312