321 deeling der verantwoordelijkheid in alle rangen van het leger. Ieder voor zooveel hem aangaat, doet zijn werk, zonder dat hij elk oogen- blik, te pas of te onpas, de inmenging zijner meerderen te vreezen heeft. De minister van oorlog heeft, vergeleken met den onze, veel minder te doen, omdat de kommandanten der legerkorpsen in het hoogste ressort over nagenoeg alle, zoo geldelijke als militaire, aan gelegenheden beschikken, zonder orders van Berlijn te vragen. De evengenoemde kommandanten zijn niet met werk overladen, omdat de onder hen gestelde divisiegeneraals eveneens hun taak te ver vullen hebbenen dit doen zonder dat hun chef er zich mede be moeit. En zoo gaat het door, tot de minste détails van den dienst; de bataillons-kommandant zal het nooit in zijn hoofd krijgen, feitelijk de kompagnieën te kommandeeren, en is daardoor te beter in staat, zijn eigen werk gemakkelijk en goed te doen. Dit beginsel van de legatie van macht komt bij het Duitsche leger steeds te voorschijn en heerscht zoowel bij de administratie als op het slagveld. //Hetgeen bij de manoeuvres die ik bijwoonde, den vreemdeling het meeste treft, is de afwezigheid van alle overhaasting; men ziet hier geen of zeer weinig officieren her- en derwaarts, in alle rich tingen, galoppeeren en ik heb hier nooit opgemerktwat men elders zoo dikwijls ziet, dat een generaal eene kompagnie kommandeert. //Er is een gedeelte der Britsche legerorganisatie, waarover de Prui sische officieren voortdurend hunne verbazing betuigden, n. 1. het bur gerlijk bestuur over het Engelsche leger. Men zou even goed, zeg gen zijden aartsbisschop van Breslau de manoeuvres kunnen doen kommaudeeren. //Ook heb ik zeer kundige officieren krachtig hunne verwondering hooren uitspreken over een ander punt. Zij begrijpen niet hoe wij het stellen zonder een generalen staf, en zijn zeer nieuwsgierig, door wie de functie van deze wordt verricht. Ik merk hierbij op, dat de Duitsche generale staf, waarbij ongeveer zeventig officieren ziju te werk gesteld, geheel onder Von Moltke staat en totaal afge scheiden is van het departement van oorlog. De graaf Von Moltke heeft volstrekt niets te doen met bevorderingen, soldijkwestiën, be oordeelingen van personen en bureauwerkzaamheden. Hij is de chef van den generalen staf, en als zoodanig in oorlogstijd de eerste raads man des Keizers; maar hij neemt geen deel aan de legeradministra- tie, en indedaad zou het hem, zoo dit wèl het geval was, onmogelijk zijn, de groote vraagpunten en aangelegenheden te behandelen welke tot zijn werkkring behooren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 326