324
onderzoeken, of het mooglijk zal zijn de linie échelons- of batterijs-
gewijze te doen vooruitrukken, of haar den terugtocht te verzeke
ren. Zoo de artillerie den marsch en het deployeeren van de hoofd
macht krachtig wil dekken en haren aanval zoo snel mooglijk voor
bereiden, zal zij zich dikwijls zeer ver vooruit moeten deployeeren in
stellingen, waar de andere wapens haar slechts zeer zwak zullen kun
nen beschermen tegen de aanvallen van den vijand. Zij zal dus veel
stoutheid en zelfvertrouwen moeten hebben.
De Duitsche artillerie volvoerde die taak bijna altijd met eene
verbazende zekerheid. Het is waar, zij werd uitmuntend gediend
door de onbetwistbare voortreffelijkheid van haar materieeldeze voor
treffelijkheid openbaarde zich zelfs in de voorhoede-gevechten, in den
strijd van batterij tegen batterij. (Bij Wörth geraakte eene Pruisische
batterij zeer vroeg slaags met eene Fransche, op een afstand van onge
veer drieduizend passen. Eene tweede Fransche batterij trachtte de
Pruisische in de flank te beschietende twee uiterste kanonnen dezer
laatste maakten front tegen den nieuwen aanvaller en zonden hem
drie goed gerichte granaten, waarna de Fransche batterij verdween).
De vijandelijke batterijen waren dikwijls verplicht den aftocht te
blazen na een kort gevecht. De Duitsche batterij-commandanten
toonden zich onbetwistbaar, in de keuze van hunne stellingen, de
meerderen van de Fransche officieren. Men kan gerust beweren, dat
de officieren van de Fransche artillerie en toch wordt dit wapen
beschouwd als het eerste in het Fransche leger zich zeer verre be
neden de Oostenrijksche artillerie-officieren getoond hebben, voor
wier houding (in 1866) men slechts met eerbied het hoofd kan buigen.
Terwijl het minst geoefende oog bij de Duitschers een stelselma
tig deployeeren van korps- of van divisie-artillerie waarnam, deden de
Franschen dikwijls zeer weinig eenheid blijken in de formatie van
hunne artillerie-liniën. Vooral heeft dit gemis van eene bekwame,
rationeele leiding zich gedurende het eerste gedeelte van den oorlog
doen gevoelen; in het tweede tijdperk Orleans, Parijs en Belfort
valt er weinig te gispen in de taktiek der artillerie, althans voor
zooveel men er over kan oordeelen naar de verzamelde berichten; on
gelukkigerwijze echter had de nieuwe artillerie het groote nadeel,
slechts .te bestaan uit nieuwe, in aller ijl gevormde batterijen.
In evenredigheid tot de andere wapens was de Duitsche artillerie
niet zoo talrijk als men algemeen onderstelt; zij was zelfs veelmin
der sterk dan de Fransche artillerie, die aanzienlijke massa's te
genover haar kon stellenmaar wie het ontbrak aan taktisch beleid