328 woord aan de verkleiners van dat stelsel. De ongunstige oordeelvel lingen waren talrijk en gemakkelijk geweest ten gevolge van den veld tocht van 1866 en van de gebreken, 'die hij in de Pruisische artillerie aan het licht had gebracht. Velen zagen niet in, dat deze gebreken gedeeltelijk hieruit voortsproten, dat de artillerie toen nog slechts on volledig gewapend was met getrokkene, aan de kulas te laden stuk ken, gedeeltelijk uit het slechte gebruik, dat men van de artillerie gemaakt had en uit hare slechte taktiek. De Duitsche artillerie heeft iu 1870 getoond, dat de juistheid van de kulasladers niet overdre ven was voorgesteld en dat zij evenzeer bereikt werd op het slagveld als aan den polygoon. Men mag, ter wille van de juistheid en de kracht, waarmede de Duitsche stukken hunne ontplofbare granaten te midden der vijan delijke gelederen wierpen, de onvolmaaktheid van hun schrootvuur wel vergeten; wij hebben straks ook reeds gezegd, dat deze manier van schieten voor het grootste deel hare doelmatigheid heeft verlo ren, vooral tegen infanterie. In Pruisen had men wel is waar niet getwijfeld aan het stelsel der nieuwe vuurmonden, en de meer schijnschoone dan gegronde redenen, die hunne verkleiners (misschien gedreven door partijgeest) aanvoer den, hadden getuigenis afgelegd van hunne onzekerheid. Een mate riel als het Duitsche kan dan ook slechts groote diensten bewijzen onder voorwaarde, in handen te zijn van officieren, zoo grondig on derricht en zoo bezield met lust tot studie als de Duitsche, en zoo bedeeld als zij met dien degelijken krijgsgeest, die alleen van de we tenschap een geducht wapen op het slagveld kan maken. Omtrent het betrekkelijke gewicht van de drie wapens kan men zeggen Aan de zijde der Duitschers ziet men altijd de drie wapenen el kander voldoenden steun bieden, soms met opmerkelijke bekwaamheid. Dit is aan den eenen kant, de vrucht van de zorgvuldige theoreti sche studiën, die aan ieder officier de taktiek der drie wapenen doen kennen; aan den anderen kant, van den ijver, waarmede men zijn voordeel heeft gedaan met de lessen, die uit de jongste oorlogen te putten waren. Dat alles ontbrak bij de Eranschen. Hunne infanterie-officieren houden zich in het geheel niet bezig met het bestudeeren van de krijgskunst; hunne manoeuvres zijn nog altijd die van vroegeren tijd en weinig geschikt om de vereenigde werking van de drie wapens te bevorderen; eindelijk, de massa trekt in het geheel geen partij van de lessen van het verleden. Dit is

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 333