oorlog van 1870 heeft de Duitsche artillerie eene rol vervuld bijna even gewichtig als in den onafhankelijkheidskrijg (1813, 1814, 1815) en in de andere oorlogen van Napoleon I, waarin echter, ondanks het beleid en de kracht van de medewerking der artilleriede hoofd rol aan de infanterie is gebleven. Tot zoover Bogulawski. Nu wij toch aan de artillerie bezig zijn, is het niet geheel te onpas de aandacht te vestigen op deApril- aflevering der Revue britannigue van 1873, waar wij bl. 486 lezen: //Eene zeer merkwaardige verhandeling, opgenomen in de Berlijn- sche //jaarboeken der land- en zeemacht^maakt een scherp onder scheid tusschen land-artillerie en kust-artillerie. De schrijver doet uitkomen, dat de verdediging van de kusten de vorming van een afzonderlijk artillerie-korps vereischt. Volgens hem moet de kust- artilleristuit het oogpunt van het materieel, van de bediening van het stuk en vooral van de vechtwijze, bijzondere kundigheden be zitten, die veel meer in verband staan met de zee-artillerie dan met de land-artillerie. Bevoegde beoordeelaren hellen er meer en meer toe overdeze zienswijze te deelen." Wellicht verdient zij ook overweging voor een archipel gelijk Nederlandsch-Indië. T. Re voeding van den soldaat en de weerbaarheid. John Stuart Mill spreekt in zijn Political Economy van merkwaardige feiten vermeld door den hoogleeraar Jones, op gezag van Duitsche schrij vers, die de gelegenheid gehad hebben de zeden en gewoonten der Bussen waar te nemen: //Twee maaiers uit Middlesex (zeggen zij) zullen in ééuen dag evenveel hooi maaien als zes Bussische lijf eigenen in weerwil van de duurte der levensmiddelen in Engeland en van hunne geringen prijs in Busland komt dan ook het maaien, dat een Britschen pachter een halven kopeck zou kostenden Bus- sischen eigenaar op drie of vier kopecks te staan." De heer Thomas Brassey Junior voegt in zijn werk Work and Wa ges, dat geput werd uit de nagelaten aanteekeningen van zijn vader, den koning der spoorweg-aannemers, daaraan de volgende woorden toe //Men neemt aan, dat de Pruisische Staatsraad Jacobi bewezen heeft, dat in Busland, waar alles goedkoop is, de arbeid van den lijfeige ne het dubbele kost van dien van den Engelschen werkman. «In Oostenrijk is het werk van den lijfeigene slechts een derde van den vrijen werkman. 330

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 335