335 wilde mij verwijderen, maar de maarschalk B. zeï mij: «Wel neen Lapasset, je bent hier niet te veel." //Hij deed ons plaats nemen, ontrolde eene kaart van den gene- ralen staf, en zich tot den maarschalk Canrobert wendende, zeide hij //Ik ben in eene wreede verslagendenheid; ik heb niet de minste tijding van Boyer, ik heb niet de minste tijding van de Keizerin- Ik heb geen levensmiddelen meer; wij moeten, wij moeten hier uit en wij moeten ons een aitweg banen. Gij maarschalk, met het 4<e korps, gij zult de rechtsche kolonne zijn en den weg naar Che- minot inslaan. Leboeuf zal met het 2e korps de linksche kolonne vormen en den weg naar Straatsburg volgen. Ik zal in het centrum zijn, met de keizerlijke garde en de brigade Lapasset. Ik zal daar zijn om beiden hulp aan te brengen. Maar één ding moeten wij ons niet ontveinzenons behoud zit in onze beenenwij moeten onze zestig kilometers daags afleggenwee een ieder, die neervaltmen zal hem niet oprapen. Wij zullen ons richten naar Chateau-Salins. Daar zal ik naar de omstandigheden zien, wat ik te doen heb." Deze woorden beantwoordden zoo goed aan mijn inwendig gevoel, dat ik, mijne aandoening niet kunnende beheerschen, opstond en tot den maarschalk zeide: *0, mijnheer de maarschalk, wat vervult uw besluit mijne ziel met geluk. Wij zijn het laatste leger van Frank rijk; zoo wij moeten vallen, laat ten minste de nakomelingschap het hoofd voor ons ontblooten //Hij zeide mij: //Neen, wij zullen niet bezwijken; wij zullen over hun lijf heengaan, maar gij begrijpt het hoogst ernstige van ons onderhoud, ik behoef u de geheimhouding niet aan te bevelen. Heeren, gaat naar uw kwartier en wacht mijne orders af." //De orders moesten des maandags gegeven worden. Gij allen, mijne heeren, weet wat er dien maandag gebeurd is." Mannen, gelijk de generaals Lapasset, Jeanningros, de Lavaucoupet, zijn de eer van het leger bij Metz geweest, Bazaine de schande. Lapasset heeft niet de verschijning der 9e aflevering van Von Moltke's geschiedenis van den jougsten oorlog mogen beleven, waarin deze verklaart, dat eene poging om zich zuidwaarts door te slaan zou hebben kunnen gelukken Men noeme nu toch niet meer Ba zaine een onschuldig zoenoffer, een zondebok voor de fouten zijner landgenooten H.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 340