344 nu 470 man infanterie, 25 man kavallerie van den Ali Bassa en eene aanzienlijke macht hulptroepen. Voor den aanval werd bepaald, dat de 2e luitenant-adjudant J. W. Donleben deD 24ea vóór het aanbreken van den dag met 60 man en eenige hoeloebalangs door het aangren zende bosch op marsch zou gaan, om ongemerkt den linkervleugel dei- linie om te trekken, en zich in 's vijands rug te werpen zoodra hij door het geschutvuur zou vernemen, dat de hoofdtroep den aanval op het front begonnen was. De kapitein De Quay zou met een kolonne, bestaande uit de 2C, 4° en een gedeelte der 5e kompagnie en een handmortier, 's vijands rechtervleugel aanvallen, terwijl de luitenant kolonel Elout met de overige troepen en het geschut (een drie-pon der, een houwitser en een handmortier) benevens het detachement kavallerie, op het centrum en 's vijands linkervleugel zou ageeren. Nauwelijks echter was de reveille bij onze hoofdmacht geblazen of er werd een rottenvuur gehoord, dat ons verwittigde de luitenant Donleben reeds den vijand had ontmoet. Na een moeielijken marsch door het reeds genoemde bosch, was hij in den vroegen morgen wel op den rechtervleugel der linie aan gekomen; doch door het hem geleidend maleisch hoofd en de doeba- largs verlaten zijnde, had hij de plaats niet kunnen vinden waar hij zich bedekt moest opstellen, en was hij spoedig door den vijand ontdekt geworden. Er was hem dus niets anders overgebleven dan onverrichter zake terug te trekken, dan wel tot een aanval over te gaan. Tegen het eerste had zijn moedig soldatenhart zich verzet; en ofschoon hij order had, den vijand niet aan te tasten voor dat hij het vuur van ons ge schut zou hebben gehoord, had de hoop, dat hij eene ongehoorzaam heid aan dat bevel door een gelukkigen slag zou kunnen goedmaken, hem tot den aanval doen besluiten. Moedig met zijne dappere soldaten vooruit trekkende, was het hein gelukt, eene kleine sterkte binnen te dringen, welke op den linkervleu gel der linie was gelegendoch weldra werd hij daarin door zulk een overmachtig getal padrie's bestookt, dat hij niet alleen verplicht was de genomen verschansing weder te ontruimen, maar zelfs tot deu terugtocht over te gaandrie gesneuvelden, waaronder een Eu ropeaan, moesten in 's vijands handen achterblijven, terwijl hij bovendien nog met verscheidene gekwetsten bij de kolonne van den luitenant- kolonel Elout terugkwam; hij sloot zich bij deze aan. Was hierdoor een gedeelte van het aanvalsplan mislukt, zulks ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 349