hij hierin door zijne manschappen tegengehouden. Juist daarop ziet hij den luitenant Von Lutzow terugtrekken van het punt, waarop ook deze een vruchteloozen aanval op de sterkte had gemaakt, en roept dien toe, hem eenige Europeanen te zenden, om met dezen nog eens te trachten, de benting binnen te komen. Zonder aarzelen komt de luitenant Von Lutzow op dat verzoek persoonlijk met eenige Europeanen den luitenant Van der Hart ter hulp, en bijgestaan door de zich vrijwillig hiertoe aangeboden hebbende jagers Wiels en van Dalen, den sergeant Verhoeven der 4C kompagnie en twee zijner boegineezen, onderneemt de luitenant Van der Hart het nu nogmaals, de sterkte binnen te dringen. Hadden moed en zelfopoffering voldoende kunnen zijn om deze laatste poging te doen gelukken, dan zeker zou ditmaal het doel bereikt zijn geworden; blind voor alle gevaar, kwamen deze dap peren vereenigd voor het bewuste gat, en zonder zich te bedenken ging Wiels voorop om er zich door te dringen. Een vijandelijke kogel deed hem echter spoedig neerstorten. Van Dalen, die hem volgde, viel op gelijke wijze, aan de beide boegineezen trof hetzelfde lot, de sergeant Verhoeven bekwam twee schoten in den arm, en alleen de luitenant Van der Hart bleef door het grillige lot gespaard, ja zelfs geheel ongedeerd. Nu echter weder alleen staande, was hij verplicht een verder binnendringen op te geven en het gat te ver laten. Zijn heldenmoed en die van de brave soldaten die hem vrij willig waren gevolgd, moesten ditmaal onbeloond blijven. Terwijl de luitenant Von Lutzow een weinig terugging om den luitenant Van der Hart met zijne manschappen beter te kunnen dekken tegen 's vijands vuur, waaraan deze nu reeds anderhalf uur waren blootgesteld geweest en waardoor reeds verscheidene hunner buiten gevecht waren gesteld, zond de laatste den sergeant Hoorn naar den kapitein De Quay, om van zijnen toestand kennis te geven en nadere bevelen te vragen. Het antwoord van den kolonne-kommandant bleef echter langer uit dan men had verwacht, terwijl de positie van den luitenant Van der Hart intusschen hoe langer hoe hachelijker werd; de luitenant Von Lutzow, die reeds den geheelen morgen met de koorts te kampen had gehad, moest zich eindelijk verwijderen; de dekking der troepen van den luitenant Van der Hart ging daarmede bijna geheel verloren, en toen eindelijk de luitenant De Witte van Ilaemstede op het terrein kwam met slechts een twintigtal boegineezen, en derhalve geen voldoende 346

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 351