422 terend gehandhaafd, en het bezit van Java op nieuw aan het moe derland verzekerd werd. Na de onderwerping van Sentot vroeg Cochius, om ons onbeken de redenen, eervol ontslag uit 's lands dienst met behoud van recht op pensioen. Dit ontslag werd hem door den commissaris-generaal Du Bus bij besluit van 18 November 1829 gegeven, doch weldra (April 1830) herstelde de gouverneur-generaal Yan den Bosch hem in ac tiviteit bij het leger te velde, en waarborgde den lande daardoor nog voor geruimen tijd de diensten van den uitstekenden aanvoerder. Ivort daarna, toen de luitenant-generaal De Koek naar het moe derland terugkeerde, werd Cochius benoemd tot kommandant van het leger te velde (Mei 1830), welke titel, toen de rust meer en meer duurzaam bleek, in October 1831 veranderd werd in dien van kom mandant van het observatiekorps. In Pebruari 1832 werd hij aan gesteld tot generaal-majoor titulair, en in September 1835 tot kom mandant van het Indische leger. Bij zijn optreden als zoodanig was de staat van zaken ter Suma tra's Westkust nog verre van bevredigend. Bondjol bleef zich nog steeds verzetten en de generaal Cleerens scheen het vertrouwen en de toegenegenheid zijner ondergeschikten niet in die mate te bezit ten als onder de gegeven omstandigheden vereischt werd; de aanval op Bondjol, den 4leQ December 1836 gedaan, mislukte ten eenemale, en onze wapenen oogstten dien dag meer schande dan roem. Onze troepen waren gedemoraliseerd. Aan den generaal Cochius werd daar om (Januari 1837) opgedragen, den staat van zaken plaatselijk te onderzoeken en al, wat noodig bleek, uit te voeren of voor te stel len, eenige dagen later werd de generaal benoemd lot commissaris van het Gouvernement ter Westkust van Sumatra. Wat hijna aankomst te Padang, verrichtte, is uitvoerig beschreven in het werk van den luitenant-kolonel Lange: //Het Ned. O. I. Leger ter West kust van Sumatra", tweede deel, blz. 146 en volgg. Genoeg zij het, hier te vermelden dat, volgens het getuigenis van den overste Lange, de goede geest onder de troepen spoedig door den generaal Cochius werd hersteld en die troepen door hem werden vervuld met de zoo noodige geestdrift vooren dat vertrouwen in de ondernemingen die van hen geëischt werden; en in herinnering te brengen, dat Bon djol den 161en Augustus 1837, na vijfjarigen tegenstand, ten ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 409