4 23 volge der door Cochius bevolen maatregelen in onze handen viel. Terecht schreef de gouverneur-generaal in het besluit van den 3den October 1837, dat de eer van de overwinning van Bondjol te dan ken was aan het beleid en de militaire kennis van den generaal Co chius; bij dat besluit werd o. abepaald, dat de sterkte te Bondjol geslecht, en op dit punt een établissement opgericht zou worden, dat, te zijner eere, Kota-Generaal-Cochius zoude heeten. Wegens zijne op Sumatra bewezen diensten bevorderde Koning Wil lem I hem (Mei 1838) tot kommandeur der Militaire Willemsorde. In April 1839 werd Cochius de effective rang van generaal-ma- joor toegekend; in Eebruari 1841 werd hij benoemd tot adjudant des Konings in buitengewonen dienst, en in November 1843 tot luitenant-generaal. Als zoodanig bleef hij tot het einde van 1847 het bevel voeren over het Indische leger. Bij besluit van 28 October 1847 werd hem, met ingang van 1 Januari 1S48, op verzoek, op de meest eervolle wijze ontslag verleend uit Z. M. militairen dienst, onder betuiging van den bijzonderen dank der Regeering voor de langdurige, gewich tige en trouwe diensten, door hem aan den lande bewezen. Deze betuiging was voorzeker wel verdiend! De luitenant-kolonel Lange spreekt van //de trouwe zorg en den onvertnoeiden ijver, waarmede de generaal Cochius de belangen van het Nederlandsch-Indische le ger beschermde, en er op bedacht was om dat leger hoe langer hoe meer voor zijne eervolle bestemming geschikt te maken" Gedu rende meer dan dertig jaren, zonder tusschenpoozenhad de gene raal Cochius, in alle betrekkingen die hij bekleedde, eer en roem ingeoogst; hij was een rechtvaardig, kundig en dapper chef, en een van die krijgsoversten, op wie het Indische leger trotsch blijft. De Koning schonk den generaal, na zijne'terugkomst in het moe derland, het grootkruis van den Eikenkroon. Zijne nederigheid heeft den generaal Cochius er toe geleid zich na zijne pensioneering niet meer op den voorgrond te plaatsen; en wellicht is daardoor de herin nering aan hem, na een betrekkelijk kort tijdsverloop, niet meer zoo levendig gebleven als anders het geval ware geweest. Doch onze geschiedschrijvers, vooral Weitzel en Lange, hebben er voor zorg ge dragen, dat zijne daden aan de vergetelheid zijn ontrukt geworden, en wij hopen door deze bladzijden tot de verlevendiging van de her innering daaraan eenigszins te hebben bijgedragen. K. Het Ned. O. I. leger ter Westkust van Sumatra, 2e deel blz. 185186.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 410