430
vervolgde hem tot Bar-sur-Aube, alwaar de vereeniging van dezen
laatste met Blücher weder hersteld werd.
Men ziet hieruit, hoe de beide afzonderlijke afdeelingen van Na
poleon elkaar ondersteunden, hetgeen alleen kan plaats hebbenwan
neer de onderlinge afstanden niet al te ruim genomen worden en in
verhouding blijven met de getalsterkte der troepen en de gesteldheid
van het operatietooneel.
De afstand van Nogent-sur-Seine tot aan Chateau-Thierry en
Etoges bedroeg zestig kilometers, terwijl die van Nogent tot Parijsr
in rechte linie, dus over Provins en Rozoy-en-Brie, ruim negentig
kilometers bedroeg. Napoleon, die zich steeds met versnelde marschen
had bewogen, kon dus nog in tijds de vermeestering van Parijs door
Schwarzenberg beletten.
Bij de tweede scheiding van Blücher in dezen veldtocht schijnt
Napoleon op deze afstanden niet gerekend te hebben, want hij begaf
zich van Bar-sur-Aube, met het grootste gedeelte van zijn leger,
weder tot Blücher, waarna de ontmoetingen plaats hadden bij Craoune
en Laonop een afstand van minstens 150 a 160 kilometers, bijna
even zoo groot als die van Bar-sur-Aube tot Parijs. Was Schwar
zenberg nu niet te schroomvallig voortgerukt, dan had hij Parijs
vermeesterdzonder dat Napoleon dit had kunnen verhinderen.
Volgens sommige schrijvers wordt het Napoleon als eene misslag
aangerekend dat hij in het eerste gedeelte van dezen veldtocht, na het
gevecht bij Etoges, Blücher niet heeft blijven vervolgen, tot aan
den Rijn, te meer daar hij zijne tegenpartij kende en het zeer waar
schijnlijk zoude geweest zijn dat Schwarzenberg dan ook zijne voor-
waartsche beweging zoude gestaakt hebben. Men moet echter de
omstandigheden, waarin Napoleon zich toen bevond, wel in aanmer
king nemen, om het gewaagde van eene dergelijke ouderneming in
te zien. Napoleon had toen niet anders hunnen en mogen handelen
hij moest Blücher loslaten en zich tot Schwarzenberg wenden.
In 1813 te Leipzig was Napoleon zoover gebracht geworden, dat
hij door de verbondenen tactisch ingesloten werd, dus dat de af
stand tusschen zijne onderafdeelingeu zoo klein was geworden, dat h-ij
geene voordeelen kon trekken van zijne positie op de binneu-ope-
ratielijn. Evenzoo is het Benedek gegaan in 1866.
Toen Benedek namelijk in den morgen van S11™ Juli 1866 in zijne
positie achter de Bistritz aangevallen werd door het eerste en het
Elbe-legerhad hij dit gedeelte van het Pruisische leger zeer goed