441 den werd gezonden om het bestuur aldaar over te nemen van den lui tenant-kolonel Yermeulen 'Krieger, dewijl deze naar Batavia was op geroepen als minder geschikt, om langer op Sumatra te beveleu doch die misschien meer had verdiend //als te braaf bevonden" gesig naleerd te zijn geworden. De majoor De Quay had nauwelijks het bestuur aanvaard, of met niet weinig grootspraak keurde hij de meeste handelingen zijner voorgangers af, en schreef al het voorgevallene toe aan de verkeerde inzichten en bevelen van hendie de teugels van het bewind in han den hadden gehad. Hij verklaarde, het monster des opstands wel spoedig en met één slag den kop te zullen verbrijzelen, en dat zulks ook volstrekt niet moeielijk zou zijn, indien men de zaken maar met klem bestuurde, nimmer weifelde, en den staf des gezags steeds met- ijzeren hand hield opgeheven! Hadden zijne handelingen vroeger meermalen bewezen dat prac- tijk en theorie niet altijd gelijken tred houdende eerste daad welke hij thans verrichtte was zeker niet geschikt, om tot voorbeeld te kun nen dienen van getrouwe opvolging zijner pas verkondigde leerstel lingen; noch minder, om te kunnen medewerken tot opwekking van vertrouwen en tevredenheid in de algemeen opgewonden gemoederen. Te Bierro zijnde, waar hij had bepaald dat den 27sten April eene vergadering der hoofden zou worden gehouden en waar deze dus meerendeels reeds vóór dien tijd aanwezig waren, ontving hij van den Resident een bericht, dat de vermoedens tegen toewankoe Alam hoe langer hoe meer werden bevestigd en het dus noodzakelijk werd ge acht, hem in verzekerde bewaring te nemen. Nog vóór het houden der vergadering aan dien last tot gevangenneming willende gevolg geven, deed hij toewankoe Alam den 26stea bij zich in het fort ont bieden na vooraf met eenige officieren de noodige voorbereidingen te hebben gemaakt om hem niet weer te laten vertrekken. Als met een voorgevoel bezield van het lot dat hem wachtte, was de door ons steeds vertrouwde toewankoe huiverig om aan die uit- noodiging te voldoendoch gaf daaraan toch toe nadat hem door den regent van Tanahdatar, uit naam van den Majoor, onschendbaarheid van persoon was toegezegd. Hij ontving deze toezegging natuurlijk in het bijzijn van meer andere hoofden, doch ook daardoor te meer werd aan het reeds zoo dikwijls geschokte vertrouwen op het nakomen onzer beloften en op het houden van ons woord op nieuw een gevoelige slag toegebracht,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 428