35 ganisatie van het wapen der artillerievoor zoo veel de veld- en bergbatterijen op Java betreft. Volgens het aangenomen plan zullen de thans feitelijk aanwezige 3y2 zware veldbatterijen, elk van 8 stuk ken en de 4 bergbatterijen waarvan 1 bestaande uit 8, en 3, elk uit 6 stukken (buiten de mortieren)worden vervangen door 4 veld- en 4 bergbatterijen, de eerste, elk bestaande uit 6 getrokken kanonnen van 8 c.M. zwaar, en de bergbatterijen, elk bestaande uit 4 getrokken kanonnen van 8 c.M. licht, en 4 Coehoorn-mortieren de uitrusting der bergbatterijen op voet van oorlog zal echter gebracht worden op 2 vuurmonden (6 kanonnen en 6 mortieren). Ten einde voorts de beweegbaarheid der mobiele artillerie te verhoogen, zal de uitrusting zoo veel mogelijk verlicht en het aantal voertuigen beperkt worden. Daarentegen zullen bedieningspersoneel en bespanningen met 155 onderofficieren en manschappen (150 Europeanen en 5 inlanders) en 43 paarden worden vermeerderd. Op de vereischte meerdere uit gaaf van ongeveer f 60,000 'sjaars wordt gerekend bij de begroo ting voor 1876. Door wijziging der formatie van het corps officieren van gezond heid werd de kans op eeue snelle bevordering bij dit corps gunsti ger gemaakt. Tevens werden de inkomsten dier officieren verbeterd door meer vrijgevige toekenning van gratificatiën voor de uitoefe ning der civiele praktijk. Deze maatregelen treden in werking met de begrooting voor 1876, en vorderen eene meerdere uitgaaf van 101.700. Aanvulling en verliezen. Onder de gewichtigste en tevens onder de moeielijkste vraagstukken, welker oplossing de Begeering voort durend bezig houdt, bekleedt dat der gestadige aanvulling van het Indische leger eene eerste plaats, en niet het minst in een tijd, waar in de buitengewone verliezen, welke die krijgsmacht heeft te lijden, meer dan gewone krachtsinspanning tot hare instandhouding vor deren. Het laat zich aanziendat ook in het loopende jaar aan de uit Indië ontvangen aanvragen om suppletietroepen voldaan zal kunnen worden; er werden voor 1875 eerst 1480, later nog 1646 man ont bodente zamen 3126; neemt men nu in aanmerking dat in 1874, op eene aanvraag van 1412 man, er 1819 werden ingescheept, dat is 407 overcompleet, dan moeten dus in 1875 in't geheel 2719 man naar Oost-Indië vertrekken. Behalve 300 mariniers, in de maand

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 42