443 waren verrichtdoch ten gevolge van onbekendheid met het volk en met diens zeden en gewoonten met deze in strijd waren en eene geheel andere uitwerking hadden dan men zich had voorgesteldwas men thans zelfs tot een stand van zaken gekomen, welke onze po sitie op de Westkust van Sumatra zeer twijfelachtig en onrustwek kend deed zijn. Omtrent de maatregelen, welke werden genomen om ons uit dien wankelenden toestand weder te verheffen, en over de wijze waarop dat plaats vondvinden wij in onze aanteekeningen verder niets vermeld. De schrijver daarvan vertrok in het begin van 1833 naar Java en kwam eerst in Maart 1836 op Sumatra terug. Wat er echter in dat tijdsverloop ten opzichte van den zooge- naamden padrie-oorlog is voorgevallen, is ons medegedeeld in Let reeds meermalen genoemde werk van den luitenant-kolonel H. M. Lange. IVij verzoeken daarom den belangstellenden lezer, deze noodzake lijke interruptie in ons verhaal te willen aanvullen met zijne herin nering aan, of het lezen van de hierop betrekking hebbende blad zijden uit dat werk, en ons weder zijn aandacht te willen schenken, wanneer hij bij het begin van het XYII hoofdstuk (2<= deel) zal heb ben gezien, dat de generaal-majoor titulair J. B. Cleerens den 26sten Februari 1836 werd benoemd tot militairen kommandant ter West kust van Sumatra; dat daarbij tevens werd bepaald, dat eene belang rijke versterking van troepen derwaarts zou worden gezonden, en dat daartoe onder anderen was bestemd het geheele 6e bataillon infanterie, dat toen werd gekommandeerd door den luitenant-kolonel Du Perron. Dit korps, bestaande uit twee Europeesche en vier Amboineesche kompagniën, hield garnizoen te Kedong Kebo, doch vertrok slechts bij gedeelten van daar naar Samarang, waar het op gelijke wijze werd ingescheept; de laatste kompagniën kwamen, na eene zeer on gelukkige reis van 36 dagen, eerst den 25stea Mei te Padang aan. De generaal Cleerens, die reeds verscheidene dagen vroeger te Padang was aangekomen, had den 3den Mei het bevel over de troepen ter Sumatra's Westkust van den luitenant-kolonel Bauer overgenomen. Naarmate de kompagniën van het 6e bataillon aankwamen, wer den ze naar de bovenlanden gezonden, en den lsten Juni waren allen vereenigd te Eort De Koek, waar de generaal en zijn staf toen hoofdkwartier hielden. Onder verschillende beoordeelingen en op evenvele wijzen voorge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 430