444
dragen, hoorde men hier allerlei beschrijvingen van den toestand der
zaken en van de laatste gebeurtenissen welke waren voorgevallen.
Er was met Bondjol een wapenstilstand gesloten en in onder
handeling getredendoch desniettemin waren de padries doorge
drongen tot in de nabijheid van onzen op den rechteroever der Alahan
Pandjang gelegene schans No. XXIII, en bezig, zich daar te ver
sterken.
De kommandant der troepen voor Bondjol, de luitenant-kolonel
Oosthout, had daarvan kennis gegeven aan den Generaal en, in ver
band met de algemeene instructiënom bevelen gevraagd.
Alvorens echter bepaalde orders tot handelen werden ontvangen
waren er met heen en weer schrijven drie dagen verloopen, waarvan
de vijand het noodige gebruik had gemaakt om zijne versterking zoo
veel doenlijk af te werken.
Toen dan ook den 5<i™ Juni de last tot oprukken en het verdrij
ven des vijands ten uitvoer zou worden gelegd, wachtte deze den met
400 bajonetten en een kanon van 3 IS oprukkenden overste Oosthout
bedaard en moedig af, ja dwong hem zelfs, na een hardnekkig ge
vecht, met een verlies van 6 dooden en 19 gekwetsten terug te
trekken.
Een der tot onderhandelen gebezigde zendelingen kwam kort daar
na van Bondjol terug met het bericht, dat hij den Toewankoe Imau
met een honderdtal gewapende manschappen buiten de borstwering
had ontmoet, en deze hem op zijne namens den Resident gedane
vragen had geantwoord, dat hij hoegenaamd niet meer met het be
stuur in aanraking wilde komen en hij bleef volharden bij zijn reeds
vroeger "gedanen eisehdat onze troepen tot Koempoelan zouden terug
trekken.
Onder de maleische hulptroependie met ons vóór Bondjol waren,
begon men voor mismoedigheid te vreezen, terwijl de Pamoentjah van
Batipoe te Pórt De Koek verklaarde, dat er in het land zijns vaders
ontevredenheid en onrust begonnen te heerschenwelke hem erg be
kommerd deden zijn.
Op de vraag, welke de oorzaken waren van dien minder goeden
geest, gaf hij het volgende antwoord: //Van af het oogenblik onzer
onderwerping aan het Gouvernement, dat nu ruim zes jaren is gele
den, hebben wij steeds als trouwe bondgenooten met Ulieden te
velde gestaanaan alle oorlogen gedurende dien tijd hebben wij deel
genomenvelen van ons zijn daarbij gesneuveld en nog meer aan