moesten wenden. Zij lieten evenwel niet los met te verzoekendat de Generaal hun een certificaat mocht geven, zij het Nederlandsche Gouvernement steeds getrouw en behulpzaam waren geweest. Terwijl zij zich nog onledig hielden met het gebruik van koffie eneenig gebak, werd ten 10 uur de aankomst gemeld van Toewan- koe Nan Tingie. Deze aankondiging geschiedde door twee zijner doebalangs (lijfwach ten en voorvechters) die zich tevens bij den kommandant vervoegden, om toelating binnen het fort te verzoeken. Om de ontvangst dier toestemming af te wachten had Nan Tingie met zijn gevolg op eenigen afstand van het fort halt gemaakt, en toen hij op bekomen antwoord naderbij kwam, werd hij door den kapitein van Manen (kommandant) een eind wegs tegemoet gegaan en ingehaald. De Toew-ankoe was, even als zijne volgelingen, in het rood gekleed en met witte tulbanden gedekt; de meeste zaten te paard, terwijl ver scheidene met geweren en pistolen waren gewapend. Het geheel leverde een vreemd en zelfs een indrukwekkend gezicht op. Nan Tingie was toen nog een jong menschlang en rank van gestalte, had hij een fier en gedistingeerd voorkomenzijn gelaat en vooral zijne oogen teekenden fanastime, heerschzucht en op het eerste gezicht valschheiddriftig en niet weinig trotsch, had hij een vast karakter, en was hij een man, die zijne eens gemaakte plannen met kracht vasthield en ten uitvoer brachtzooals wij weten, was hij toen en is hij nog lange jaren daarna geweest het hoofd van de Nil kotta's. Nadat Nan Tingie was binnengekomen, verlieten de andere hoof den den Generaal, met uitzondering van den Toewankoe Pandjang. Door een wederzijdsch wantrouwen aangespoord, bleven beiden tot 's middags twee uur zitten en keerden zij toen gezamenlijk naar huis. Den 27sten werd de marsch voortgezet tot Mauiendjoe en den 28sten langs de oevers van het meer, tot aan Soegei-Sawie, waar de Generaal den van Padang komenden Resident dacht te zullen ontmoeten en zich intusschen den tijd ten nutte maakte tot het nemen van informatiën omtrent den weg, welke over Loeboe Ambalo naar Bondjol leidt, en de verdere terreingedeelten. Den 293teQ kwam de Resident aan; 's middags vertrok de kapitein Nilant met de helft der kompagnie naar Matoea; de andere helft volgde den 30sten de beide hooge autoriteiten naar Maniendjoe, waar den volgenden dag eene vergadering der hoofden van dat district zou ge houden worden. 446

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 433