453 Ambon kleedde zich zonder verder bedenken als een maleier, nam zijn sabel, en, vergezeld van den dapperen boegineeschen soldaat Marra, die gewapend was met een kris waartegen, volgens zijn zeggen en oude overlevering, geen vijand bestand was, ging hij de hem wachtende padries te gemoet. Niet lang nog was hij weg, of uit eene kleine vooruitgeschovene vijandelijke verschansing ving men aan te schelden en te schreeuwen, ja zelfs de geweren aan te leggen om te vuren. Zonder hem te kunnen zien, hoorde de luitenant Van der Hart den sergeant Ambon duidelijk spreken, doch bevreesd voor verraad, waar van die brave onderofficier het slachtoffer zou kunnen worden, riep hij hem terugen zag hij hem ook weldra met vreugde ongedeerd weder tot zich komen. De menschen, waarmede Ambon had gesproken, waren slechts wei nig in getal eii alleen met een sewa gewapendzij hadden hem zeer goed ontvangen, zelfs met hem gerookt en sirie gegeten, terwijl een neef van'Toewankoe Sabar en zwager van Iman het woijrd had gevoerd en hem om inlichting had verzocht omtrent hunnen vroegeren zen deling Malirn Koening, die beloofd had na twee dagen te zullen terug komen en nu reeds meer dan eene maand weg was; zij wilden verder van hem weten, hoe het met de ouderhandelingen stond en verzochten hem, bij den Generaal te bewerken, deze hun definitief mocht doen weten of het nog langer oorlog, dan wel vrede zou zijn. Op een vragen van Ambon naar Pakie Samat, hadden zij verklaard, deze met eenige van de beste doebalangs naar Tamboesi was gegaan, om den Toewankoe van dat land tegen ons te helpen vechten. Zij hadden zich overigens zeer verbitterd getoond over het schieten, dat uit een hunner verschansingen was gedaan, en waardoor zij zeiven elk oogenblik konden worden getroffen. Het was dus volstrekt niet bewezen dat hier verraad in het spel was. Niettegenstaande alle pogingen tot onderhandelen werden aan gewend, bleef men van weerszijden zich tot aanval en verdediging ge reed houdenmen kreeg echter hoe langer hoe meer bewijzen, dat de macht binnen Bondjol verdeeld geraakte en daar niet meer die over eenstemming in handelen heerschte welke vroeger bestond. Het zeggen, dat Pakie Samat naar Tamboesi was, bleek spoedig eene onwaarheid te zijn, daar hij twee dagen later door Toewankoe Iman van Soengei Poear in Padang Boeboe werd gezien, en volgens diens zeggen korten tijd daarna gereed stond om naar ons toe te komen en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 440