468
van verschillende omgevingen, in zoo volslagen tegenspraak met elk
ander schijnen, komt dit, omdat er tusschen hen een onbekende is,
dien wij niet bespeuren, en omdat zij afhangen van wetten, waarvan
wij slechts een onvolledig begrip hebben. In allen gevalle moet in
hunne overeenstemming de oplossing gezocht worden van het vraagstuk
dat ons bezig houdt.
Geen enkel stelsel zal, gelooven wij, bij de eene of andere richting
zijne rekening vinden. En door in eene enkele richting een1 uitweg
te zoeken, zou men zeker verward raken in tallooze tegenstrijdig
heden. Men mag gelooven, dat zij, die, op het voetspoor der Ouden,
hebben aangenomen, dat het klimaat de oorzaak is van de verschil
len tusschen de menschenrassendaarbij den invloed hebben onder
gaan van de rechtzinnige denkbeelden over de eenheid van het men-
scbelijk geslacht.
Maar zoo het klimaat, in een betrekkelijk korten tijd, tusschen de
menschen zulke groote afstanden heeft kunnen bewerkenwelke
grenzen moet men dan toekennen aan zijne werking en aan de ver
anderlijkheid der rassen? Het is duidelijk, dat de vastheid der typen
op die wijze in de waagschaal wordt gebracht en dat men te gelijk
een slag toebrengt aan het denkbeeld van soortdat, in zijne hoogste
algemeenheid opgevat, alsdan in zekere mate de bepaling zou herin
neren, die Pascal van de ruimte gaf: //een cirkel, waarvan het mid
delpunt overal is en de omtrek nergens."
Aan den anderen kant leidt het loochenen van den invloed van het
klimaat op de vorming van de menschenrassen tot geen enkel recht-
streeksch bewijs voor de vastheid der soortelijke typen.
Het is onbetwistbaar, dat, sedert de meest verwijderde vóórhisto
rische tijden, waartoe wij vermogen op te klimmen, de menschen
rassen gewijzigd zijn; eenige zijn zelfs uitgestorven. Deze verande
ringen in de ethnologische trekken zijn vergezeld gegaan van ver
anderingen in de omgeving.
Wel is waar hebben andere rassen sinds een aanmerkelijk tijdsver
loop denzelfden type nauwkeurig behouden. Men voert steeds de
verschillende menschelijke gezichten aan bewaard gebleven op de oude
Egyptische gedenkteekenen en nog volkomen gelijkende op die van
de tegenwoordige bevolking in dezelfde streken.
Er ziju nog meer beteekenende voorbeelden: b. v. dat van den be
kenden schedel, zeer diep onder het alluvium van Nieuw-Orleans
gevonden en die een werkelijke Roodhuid-schedel is.