478 in hunne betrekkingen tot het Keizerrijk. Deze betrekkingen worden geregeld door de artikelen 4147 van de Bondsgrondwet. Art. 41 houdt in dat de spoorwegen, die noodig geacht worden voor de ver dediging of het algemeen belang van Duitschland, krachtens eene Bijkswet en ondanks de weigering der verbondene Staten, voor reke ning van het Kijk gebouwd, of, met recht van onteigening, aan par ticuliere ondernemingen gegund kunnen worden. Volgens art. 42 moeten de verbondene staten de spoorwegen be- heeren in het algemeen belang, als een enkel net. De andere arti kelen regelen het gestelde beginsel in de bijzonderheden: men moet eenvormigheid brengen in de wijzen van exploitatie en in de politie- reglementen; de verschillende administraties zijn gehouden hare treinen met elkander in verband of correspondentie te brengen; het toezicht over de tarieven behoort aan het keizerrijk, dat zich verbindt ze zooveel mooglijk gelijk te maken en te verlagen. Art. 47 is het gewichtigste. Het verplicht al de maatschappijen, onmiddellijk te voldoen aan de eischen van het Bijksgezag, wat het gebruik van de spoorwegen voor de weerbaarheid van Duitschland betreft. Het ver voer van militairen en van oorlogsmateriëel is eene verplichting, volgens eenvormige en lagere tarieven. Alleen Beieren ontsnapte aan deze regelingenevenwel is het on derworpen aan art. 41, dat aan het keizerrijk het recht verleent lijnen te bouwen, die geacht worden van nationaal belang te zijn. Deze betrekkelijke ouafhanklijkheid van Beieren speelt, gelijk men begrijpt, een belangrijke rol in het vraagstuk, dat ons bezig houdt. De grondwettelijke rechten van het Bondsgezag ten opzichte van de spoorwegen laten zich dus samenvatten in deze twee puntenle, bevoegdheid spoorwegen van algemeen nut te doen bouwen; 2e, voor rechten bij het vervoer van het leger in oorlogstijd. Om de uit oefening van deze rechten te verzekeren is een algemeen bureel voor de Bijksspoorwegen opgericht geworden Heichseisenbahnamtdat een deel uitmaakt van de bureelen der Boudskanselarij die tot in den laatsten tijd bestuurd werd door den heer Delbriick. Als gevolg der beginselen, door de grondwet erkend, werd, bij de wet van Juni 1873 op de oorlogs-leveringeene ware militaire organisatie van de spoorwegen uitgevaardigd. Immersart. 28 dezer wet zegt, dat de administraties, in geval van oorlog, haar personeel en materieel ter beschikking van het gouvernement moeten houden, in eene mate, vooraf bepaald door bijzondere verordeningen. Vol-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 465