484
schen Berlijn en Metz, over Wetzlar. Nooit zou eene geldmaat-
schappij zich met dien arbeid hebben belast, want de baan doorloopt
van Koblenz, over een lengte van vierhonderd twintig kilometers,
een bergachtig en boschachtig grondgebied, het armste van Duitsch-
land; maar de reeks hoogten ligt tusschen de twee groote strategi
sche wegen, die van Brankrijk naar Noord-Duitschland voeren: dien
over Keulen en dien over Mainz. Dus zal het, gelijk de generaal
Hanneken zeer goed in de Allgemeine Militdr-Zeitung heeft uitge
legd, bij een inval mooglijk zijn, op dit terrein het hoofdleger van
van Duitschland snel te verzamelen en het door onstuimige aanval
len te brengenhetzij op den noordelijken, hetzij op den zuidelijken
van die twee wegendoor de nieuwe spoorbaan zou het steeds zijne
operatie-basis te Berlijn hebben.
Altijd krachtens de Bondsgrondwet, is er ook sprake van eene an
dere uitsluitend strategische lijn tusschen Straatsburg en Ulmdat
is te zeggenin het hart van de zuidelijke staten. Deze baanbe
dacht door den heer Yon Moltke, zou in het Donaudal de tegen-
hangster zijn van de noordelijke lijn Berlijn-Metzen noodzaaklijk,
omdat hier de derde weg voor een inval van de Branschen loopt.
Deze feiten toonen aan, dat de oorlogsbelangen van het Duitsche
Keizerrijk alles behalve verwaarloosd worden. Dit zijn dan ook de
vrij klemmende redenendie de zuidelijke staten niet in gebreke
zijn gebleven sinds twee jaren te stellen tegenover de ontwerpen
der Bondskanselarij. Gegeven zijnde de reeds bestaande militaire wet
geving op de spoorwegenkon er dan werkelijk nog plaats zijn voor
een nieuw voorschrift, dat deze rechten versterkte en tevens deonaf-
hanklijkheid der staten eerbiedigde? Was men niet genaderd tot de
uiterste grens, waar het zelfbestuur dreigt op te gaan in de centralisatie?
//Welnu, het zij zoo!" heeft de heer Von Bismarck geantwoord;
//laat ons, omdat de eenheid der spoorwegen het eeuige middel is om
de bezwaren op te lossen, tot de eenheid overgaan."
De staten mogen hem te gemoet voeren, dat zij die gewaande
bezwaren niet bemerkende heer von Bismarck ziet ze en wil ze op
lossen; dat is genoeg; en zonder langer te dralen vraagt en verkrijgt
hij van den Pruisischen Landsdag de machtiging, om met den Duit-
schen Rijksdag te onderhandelen over den verkoop van Pruïsen's
partikuliere spoorwegen aan het Keizerrijk. Het geschenk zal van
de linkerhand overgaan in de rechter, zonder van eigenaar te ver
anderen. Maar dit zal niet het geval zijn met de kleine staten die,