515
fr.waarvan 74000 worden afgezonderd als inkomen van den Vorst,
//den grootsten gemeenen deeler." De Voorzitter van den Senaat
ontvangt 3500 franken; de senatoren, die hunne waardigheden ver
eenigen met militaire commando's, hebben traktementen van 1500
tot 700 fr. Ondanks deze bescheidene vergeldingen van hunne dien
sten, zouden de spaarpenningen van de schatkist nooit toereikende
geweest zijn voor den aankoop en het onderhoud van al het nieuwe
oorlogs-materiëel.
Servië is den Montenegrijnschen geldmiddelen zoo goed mooglijk
te hulp gekomen; de Vorst Michel Obrenowitsj heeft zijn goeden
broeder te Cettinje een batterij houwitsers present gegeven; een
Servisch patriot heeft hem op eigen kosten een tweede aangeboden.
Maar te Belgrado is men ook alles behalve rijk; het leger kost er
veel. Rusland verricht dus ten aanzien van de Montenegrijnen den
dienst van edelmoedig bankier. Het betaalt den Vorst een jaarwed
de van honderd duizend franken. Bovendien, telkenmale als deze naar
St.-Petersburg gaat, komt hij niet met leêge handen terug.
Ten gevolge van een reis van dezen aard heeft Nikolaas in 1869
een mooie partij naaldgeweren kunnen koopen. Eindelijk onderhoudt
Rusland te Cettinje een Grieksch seminarie, een kweekschool voor
onderwijzers en een meisjeskostschool, die gesteld is onder de bij
zondere bescherming van de Tsariu.
Men begrijpt nu waarom Montenegro zich sinds tien jaren heeft
kunnen vervormen, naar Servië als model.
Het is ook een Servisch officier, de kapitein Wlahowitsjdie in
1871 de reorganisatie van de kaders en den troep heeft bestuurd.
Reeds vóór twintig jaren bereidde Danilo, de oom van den regee
renden Vorstvoor het geval van oorlog de levée en masse voor van
alle mannen tusschen de achttien en vijftig jaren, maar de regelma
tige organisatie dagteekent eerst van den laatsten tijd. Men heeft
vaste kaders opgericht voor 6 brigades en 29 bataljons, die te zamen
16000 man sterk zijn, waarvan de mobilisatie snel in haar w'erk zou
gaan, want van voertuigen hebben de Montenegrijnsche troepen niet
veel last.
Het is niet noodig, de krijgslustige zeden van de Tsernagoriërs in
het geheugen te roepen. Ofschoon zij zonder orde, zonder tucht,
met gebrekkige werktuigen streden, hebben zij, in hun steile bergen
liet hoofd kunnen bieden aan de Turken. Wat zal het dan wel zijn
met de organisatie, die wij zoo even in een paar woorden hebben