541
de Oostersche quaestie, zitting van de twee Bondskamers,die wel
geschikt zijn eene met minder aplomb optredende verschijning, ge
lijk die, waarvan wij spreken, voor het oogenblik op den achter
grond te dringen. Nu de levendige, ja stormachtige golfslag der
geschiedenis van den dag weder eenigszins tot bedaren is gekomen,
zij het ons geoorloofdaan die tentoonstelling eenige woorden te
wijden.
De aandrift tot het in het leven roepen van eene algemeene ten
toonstelling van voetbekleedingen te Bern werd gegeven door het
weder opduikeD van een vraagstuk, dat, ofschoon van buitengewoon
groote beteekenis voor het welvaren en de vrije beweging van den in
dividu toch sedert eeuwen verwaarloosd, ja op de ongerijmdste wijze
behandeld werd en ook heden nog bitter weinig kans op een prak
tische en algemeene oplossing zou hebben, als niet de nieuwere Mo
loch van bloed en ijzer, vliet lcrij(jsioezeiH\ waaraan tegenwoordig de
geheele wereld verplicht is te offereneen levendig belang bij deze
oplossing had. Het is het vraagstuk van een rationeelen vorm voor
voetbekleeding. Wij hebben hier in den eigenlijken zin van het
woord met een cultuurhistorische zonde te doen, voor welker chro
nisch karakter wel niets meer getuigt dan het oude spreekwoord:
//Ieder weet zelf het best, waar hem de schoen wringt"in verband
met het feit, dat toch niemand het recht wagen wil, zich van deze
lastige wringing te bevrijden.
Is het eindelooze wijsheid of slakachtige langzaamheid van de zij
de der goede oude Mama Natuur, dat zij het monopolie der ver
vaardiging van platvoeten, eksteroogen en wintervoeten nog steeds
niet vaneengeretendeze modekwaal nog steeds niet tot erfkwaal
verklaard heeft, en de beschaafde menschen nog altijd zonder plat
voeten, eksteroogen en wintervoeten ter wereld doet komen? (Zoo
de wintervoeten ook al een gevolg zijn van den irrationeelen vorm
der schoenen, waaraan zijn dan de winterhanden toe te schrijven?
Aan irrationeelen vorm van de wollen handschoenen Ik meende
dat beiden veroorzaakt worden door te snellen overgang van de kou
de der buitenlucht tot de hitte van den kachel en omgekeerd.)
Wij hadden dit lot reeds sinds lang verdiend, en Darwin's leer
van het ontstaan der soorten zoude daardoor met een der schitterendste
bewijzen verrijkt zijn geworden, want op geen gebied, waar de mensch
komt met zijn gebreken en aan de natuurlijke orde der dingen draait
en knutselt en bederft door te willen verbeteren, wordt zoo conse-