542 quent, zoo grondig en zoo volhardend tegen de natuur gearbeid als op dat van de kunst der bekleeding van den voet. Als zekere Indianen stammen er behagen in scheppen, hunne hoofden te veranderen in sui- kerbrooden, door in de kindsheid de schedels in te drukken, hebben zij ten minste boven ons vóór, oorspronklijk te zijn; de misvorming van den voet echter door de beschaafde menschheid wordt zoo algemeen be dreven, van het uiterste oosten van het Hemelsche Rijk tot voorbij het westeind van de wereldstad aan de Seine, dat men zich waarachtig ver wonderen moet, hoe de Vorstin Mode, die zich toch anders slechts ver meit in het bijzondere en het uitgelezene, zulk een triviaal geworden artikel nog langer kan aankweeken. Nu, ten spijt van alles, is het zoo en niet anders, en de heeren ontleedkundigen en gezondheidleeraars hadden sinds lang mooi praten, hunne stem weerklonk zonder uitwerking tegenover het machtsgebod der mode. Reeds vóór ongeveer twintig jaren had de ontleedkundige hoogleeraar Dr. George Herman Meyer, te Ztirich, beproefd, door zijn geschrift in den volkstrant Die richtige Qeslalt der Schcke, den weg te banen op het gebied der kunst van de voetbekleeding, tot heden juister ge naamd: kunst van de voetverminking. Het boekje ging stilletjes zijns weegs en werd vergeten. Toen kwamen die wereldschokkende gebeur tenissen, die aan het nieuwere militarisme het leven gaven, de krijgs kunst tot den rang van een krijgswetenschap verhieven (was zij dit dan uog niet vóór Sadowa? A.) en een rij van krijgswetenschappelijke eischen deden ontstaan, waaronder de militaire gezondheidsleer voor zich zelve eene der eerste rollen in beslag nam. Het was de militaire gezondheidsleer, die zich nu het zoo lang door de tegenwerking der mode en de onverschilligheid van Publiek mis handelde vraagstuk der voetbekleeding aantrok, het binnen het gebied van hare studiën trok en den geest van den sleur, die daar tot dös verre geheerscht had, op weldadige wijze met het ozon van den stren gen militairen geest doortrok. Yroeger heette het altijd, wanneer de wakkere Alpenzoneu als militaire voetgangers, dat is op oefenings- marschen, de deerniswaardste rol speelden en 30 tot 50 ten honderd voetkwalen aanwezen#zij zijn niet gewoon aan het dragen van stevels of aan het marcheeren in de vlakte." Maar nu beklom de militaire gezondheidsleeraar den lessenaar, en verkondigde de stelling dat niet de man zich te voegen heeft naar de laars, maar de laars naar den man. En de schillen vielen van de oogen der hooge over-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 521