557
Intusschen marcheerde de kapitein Vogel met een detachement
Boegineezen en Afrikanen, respectivelyk onder de orders van de lui
tenants Raaff en C. Von Furstenrecht, te zamen 95 man sterk, in
den nacht van den 2en op den 3en December, ten 12 uur af en
kwam zonder eenige stoornis aan op de plaats, waar de groote tem
pel gestaan had.
Na van hieruit de bres door eenige soldaten te hebben doen
onderzoeken en zich persoonlijk te hebben overtuigd, dat deze groot
genoeg was om met eenige manschappen in het front te kunnen worden
binnengedrongen, beval hij de beide genoemde officiereu, met het
grootste gedeelte van het detachement op te rukken en binnen de
kampong bij den kleinen tempel post te vatten.
Ofschoon speciaal en herhaaldelijk vermaand, de grootste stilte
in acht te nemen en volstrekt niet te vurenwaren de Afrikanen
nauwelijks door de bres en naar hun zeggen een klein huisje gena
derd, waarbinnen zij geschrei hoorden van vrouwen en kinderen,
of, instede van zich stil te houden, gingen zij daarop af, braken de
deur open en sloegen twee mannen ter neer, die, met sabels gewapend,
zich tegen de vreemde binnendringers wilden te weer stellen.
Door het gegil der vrouwen, die nu met geweld naar buiten wer
den getrokken, was onze komst natuurlijk spoedig bekend en door
eenige schoten alom ruchtbaar gemaakt. Ongelukkig gaf nu ook
een der Afrikaansche soldaten vuur, dat, door de anderen als een sein
aangemerkt en gevolgd wordende, eene algemeene consternatie ver
oorzaakte, welke nog verergerde, toen onverwachts een kanonschot
werd gelost op het gedeelte der troepen, dat zich nog buiten de ver
sterking bevond. In plaats van verder op te rukkentrokken allen
ontsteld en in verwarring terug, de officiereu waren niet in staat
hunne manschappen tegen te houden en de panische schrik, welke
dezen scheen bevangen te hebben, was zelfs zoo groot, dat van eene
tweede poging tot binnendringen afgezien en voor goed teruggetrok
ken moest worden.
Daar nu. evenwel de zekerheid was verkregen, dat de bekomen bres
groot genoeg was, werd nog denzelfden dag door den Generaal tot den
aanval besloten en de noodige order daarvoor uitgevaardigd, die
echter in haren aanhef te kennen gaf dat men als het ware onwille
keurig tot het doen van den aanval werd gedwongen, en alzoo een
wantrouwen op onze macht verraadde, welke maar weinig geschikt
was om den algemeenen moed op te wekken.