560
zoo mogelijk op eenig ander, dan wel op hetzelfde punt, met hen
de kampong aan te vallen.
Na op het bepaalde uur te zijn afgemarcheerd en bij het passeeren
der sterkte No. VII nog eenige patronen te hebben ontvangenkwa
men de hulptroepen eerst tegen het aanbreken van den dag bij No.
XVIII aan; de aanhoudende regens hadden den weg zoo moeielijk
gemaakt, dat slechts zeer langzaam gemarcheerd had kunnen worden.
Het overtrekken van het riviertje (Ajer Melandoe) had de kolonne
langer opgehouden dan men had verwacht.
Toen de hulptroepen daar aankwamenwas dan ook de kompagnie
van den kapitein Nilant nog niet opgemarcheerd.
Geheel onverwacht werden nu eenige geweerschoten gehoordwelke
spoedig tot een scherp gelederenvuur schenen over te gaan. Aan
vankelijk werd de oorzaak daarvan door den Generaal niet begrepen,
dewijl hij order had gegeven dat niet zou worden aangevallen, voor
dat de geheele kolonne vereenigd wasdoch toen nu ook het bla
zen van den stormmarsch werd gehoord, dacht men weldra algemeen
dat onze troepen reeds binnen Bondjol waren doorgedrongen.
De ontsteltenis, hierdoor te weeg gebracht, was zoo grootdat bin
nen No. XVIII een elk om het hardst zich naar buiten wilde spoe
den en er gedrang en verwarring ontstond; een ieder wilde vooruit
en de rivier over, de laatste troepen, die van den kapitein Nilant en
van Notto Prowiro, rukten langs alle wegen vooruit; doch al dat
woeste en overijlde voortrekken kwam spoedig tot staan, na helaas
veel te hebben toegebracht aan het mislukken der poging, zooals nu
spoedig ondervonden werd.
Terwijl de kolonne oprukte en de voorhoede onopgemerkt de
bres was genaderd, kreeg de luitenant Von Purstenrecht last van
den kapitein Vogel om in stilte binnen te gaan.
Dit gelukte volkomendoch toen nu de kapitein met eenige Boe-
gineezen volgde en de dag intusschen aanbrakwerden zij uit de mos
kee ontdekt en beschoten. Het geschreeuw van amok ging spoedig
als een loopend vuur door de kampong en plotseling als het ware
daaropzagen onze troepen de padries van alle kanten in massas te
voorschijn komen en zich een verder binnendringen belet. Behalve
dat al dadelijk twee Afrikanen sneuvelden, kwamen de padries zich
zoo onverwacht en zoo moedig tot verdediging stellen van de bres,
dat hierdoor schrik en verwarring ontstond bij de voorwacht.
Tegen de orders inbegonnen nu de nog buitenstaande manschap-