576 brengen, heeft men, geloof ik, het recht niet, over de onbillijkheid of onwettigheid van zulk een maatregel te spreken. En er zijn offi cieren van de mariniers, die in Indië liever bij het leger dan onder de marine dienen. Eene andere zaak is het, om, wanneer de noodzakelijkheid dit niet gebiedt, als maatregel van blijvenden aard te bepalen, steeds ma riniers aan den wal in Indië te hebben en hen bij expeditien een deel te doen uitmaken van het leger te velde. Hoewel het korps mariniers er zeer zeker in waarde door zoude toenemen, is zulk een maatregel, geloof ik, in gewone omstandigheden niet geoorloofd, ofschoon de Grondwet de bevoegdheid daartoe in allen deele verleent f zoodat ook in dat geval niets onwettigs zou gedaan worden. Maar de gewoonteeene tweede wetheeft de hier bedoelde bepaling in de Grondwet doen verbasteren. Nu zou het in gewone omstandig heden onbillijk zijnmariniers in Indië als landtroepen te laten die nen, omdat zij zich daartoe niet verbonden hebben bij hunne indienst treding. Doch dit bezwaar kan én voor den officier én voor den mindere gemakkelijk worden opgeheven, door in den vervolge zoo de regeering dit wil die voorwaarden in de dienstverbintenissen van beiden duidelijk te stipuleeren. Daardoor zou men dan van het korps mariniers eene soort van Indische Irigude maken. Of dit goed zou zijn? Wel zeer zeker al is de heer Yan Braam Houckgeest er ook tegen; dat is de eenige oplossing van de kwestie, hoe men zulk eene krijgsmacht kan verkrijgen. Maar in elk geval heeft de regeering altijd het rechtonze vrijwilligers (officieren en minderen) bij de marine overal heen te zendendesnoods naar Patagonië, Groen land en.... Yenezuela. Yoor eene Indische brigade gebruike men het korps mariniers en breide dit dan, zoo noodig, met de zeemilitie uit. Is dit mogelijk? Artikel 186 der Grondwet verbiedt niet, de bij de zeemilitie inge deelde lotelingen naar de koloniën te zendenwant zij worden uit drukkelijk van de beperkende bepalingen, in artikel 185 voor de militie te land gemaakt, uitgesloten. Zonder dus de Grondwet hier voor te moeten veranderen, kan mengeheel in den geest van die wet eene uitbreiding van het korps mariniers mogelijk maken door toevoeging van militiens. Yan elke provincie zou men op hare ligging lettende een geëvenredigd aantal jongelingen van de Zie: Nieuwe militaire spectator, No. 11 van 1875.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 555