581
de hoofdleiding der operatiën in handen van den aanvoerder dei-
landmacht; de verrichtingen der zeemacht worden meer secondair en
de marinetroepen, die aan de landing deelnemen, maken dan een
auxiliair deel uit van het leger te velde.
Wie de geschiedenis der Indische oorlogen wil raadplegen, zal op
de hierboven gestelde vraag het antwoord niet schuldig blijven. Maar
daarom zal dat antwoord nog niet juist zijnwant door omstandig
heden van allerlei aard gedwongen, heeft men niet altijd den juisten
en mag men zeggen meer eigenaardigen werkkring der marine-lan
dingsdivisie bij de Indische expeditiën kunnen afbakenen. Van daar,
dat men zich niet altijd aan de daaromtrent op de ondervinding van
eene halve eeuw gebaseerde regelen heeft kunnen houden, regelen,
welke hun ontstaan te danken hebben aan de organisatie van zulk
een korps en het karakter van mariniers en matrozen.
Ik zeg //mariniers en matrozen,'" omdat, wanneer sprake is van
eene marine-landingsdivisie, nooit alleen aan een detachement ma
riniers mag worden gedacht. Jammer genoegdat na 1811 de geschie
denis van dit schoone korps in de Indische bezittingen bijna geheel
is opgegaan in de geschiedenis van de verschillende marine-landings-
divisiën en bevooroordeelden of onwetenden zoo licht geneigd zijn om,
wanneer telkens van de weinige taktische waarde dier landingskorpsen
gesproken wordt, dit als het ware ook uit te strekken over de mari-
niers. Niets is onbillijker dan dat. Ieder, die den Nederlandschen
matroos en zijne opleiding aan boord van onze oorlogschepen kent, en
ieder die te velde met onze marine-landingsdivisiën heeft kennis ge
maakt, zal moeten erkennendat onze matrozen als militairen en nie
mand kan hun dit euvel duiden weinig waarde hebben. De vorming
voor soldaat, zoo als de marinier die heeft ontvangen, missen zij;
en al moge de discipline aan boord van een oorlogschip steeds tot
voorbeeld voor het leger worden gesteld, zoo is zij in een ander
opzicht van twijfelachtige waarde, wanneer de matroos aan den vasten
wal als yeldsoldaat moet dienst doen en in een werkkring geplaatst
wordt, die hem geheel vreemd is. De voorbeelden zijn dan bij ook niet
schaars, dat b. v. de vuur- en marsch-discipline bij eene landings
divisie, enkel uit matrozen bestaande, veel minder zijn dan bij een de
tachement mariniers of eene troepenmacht van het leger te velde.
Een woord over het gebruik en den werkkring in Indië van de
marine landingsdivisien acht ik daarom ook ter betere waardeering
van het korps mariniers niet overbodig.