583 gen met vrucht door de troepen der landmacht kunnen worden uit gevoerd. Deze beschouwingen zijn gebaseerd op hetgeen de onder vinding heeft geleerd bij de eerste expeditie naar Atjeh in 1873, de beide Delische expeditien in 18721873 en de expedition naar Man- dar, Balangnipa en de Noorder-districten van Celebes. Yolgens de instructie voor den kommandant der maritieme middelen bij de eerste Atjehsche expeditie zoude eene landiugsdivisie worden samengesteld uit de mariniers en matrozen van de equipages van alle onder zijne bevelen gestelde oorlógsbodemsgroot 300 met geweer gewapende manschappen 50 manschappen tot het bedienen van 5 stuks laudingsge- schut en 100 manschappen voor ambulance en transport om die diensten te bewijzenals in het belang der expeditie door den chef werd noodig geacht, overeenkomstig de zienswijze van den kommandant van het leger. Die zienswijze was, dat de marine-lan dingsdivisie alleen aan het strand of daar dicht bij en niet in het binnenland zou worden gebruikt. Verder moest de kommandant der maritime middelen de noodige bevelen geven, dat de schepelingen bij debarkement steeds goed en naarmate de weersgesteldheid gekleed gingen en voorzien werden van een gebreid katoenen borstrokblauw baaien hemdwollen sokken en goed schoeiselzoo noodig moesten zij almede voorzien zijn van een wollen deken tegen nachtelijke koude terwijl de mariniers in stede van blauwe baaien hemdenzouden ontvangen blauwe baaien borstrokken. Aan ieder man moesten ook een eetketel en een paar slobkousen verstrekt worden. En gedebarkeerd zijnde, werd het personeel gevoed en gehuisvest als voor dezelfde kwa liteiten van de landmacht is vastgesteld. Voor zoo ver ik dit heb kunnen nagaanis tijdens de tweede Atjehsche expeditie door den generaal Van Swieten, in overeenstem ming met den kommandant der maritieme middelen, steeds volgens het boven aangegeven beginsel, van de 900 man sterke landingsdivisie gebruik gemaakt. Ook de landing dezer divisie op de kust van Pedir op ,den 17 December 1873, welke onder de bevelen van den kapitein-luitenant ter zee Van Oordt plaats vondmaar tot geenerlei resultaat aanleiding gaf, maakte op dat beginsel geene uitzonderingzij geschiedde geheel afgescheiden van de handelingen der landmacht in Groot-Atjeh zelf en door marine- troepen alleen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 562