589 groot. Bij de machtwelke ter beschikking werd gesteld van genoemden generaal, bevonden zich 200 mariniers, en 50 hiervan vormden bij de mislukte landing op 16 Juni 1821 onder de leiding van den kolonel Bischolf, de achterhoede, welke door een der adjudanten van generaal De Koek gekommandeerd werd. Aan het aantal dooden en gekwetsten bij deze laatste expeditie leverden de mariniers een kontingent van 8 gesneuvelden en 22 geblesseerden. In het jaar 1820 ziet men een detachement mariniers ouder den luitenant Van den Velden bij Tontoli eene landing doen en aldaar een rooversnest vernielen. Doch grooter was hun aandeel in de krijgsverrichtingen, welke in 1821 ter westkust van Sumatra een aanvang namen en het begin zijn van den beroemden twintigjarigen Padri-oorlog; een krijg, waarin men den jeugdigen luitenant-kolonel Raafi' zijne krijgsmans- talenten ziet ten toon spreidentoen hij als het ware met de ge ringe macht moest woekerendie hem tot demping van den opstaud ten dienste stond. Die macht bestond in 1823 uit nog geen 600 man en daarbij vindt men 39 mariniers van de Melampus onder den hierboven genoemden Van den Velden, die aan de mislukte bestorming van den bergpas Marapalam deelnamenwaarbij zij 1 gesneuvelde en 7 geblesseerden hadden. Het jaar 1824 is merk waardig door de gecombineerde expeditie van land- en zeemacht tegen Celebes, onder de bevelen van den luitenant-kolonel H. De Stuers. Die krijgstocht was niet gelukkig voor onze wapeuen. Wel werd bij Tanette met voordeel gevochten en ziet men ook de mariniers hierbij optreden, doch de landing bij en de kort daarop gevolgde aanval van Soepa onder den luitenant-kolonel lleeder, waaraan eene landingsdivisie van 40 mariniers en 100 matrozen deelnammislukte geheel en kostte den mariniers 6 gesneuvelden en 12 gewonden. De nederlaag werd in 1825 door eene van Java gezonden krijgsmacht ouder den generaal-majoor Van Geen gewroken. Op den 15 Maart namen de mariniers deel aan de stormkolonue tegen Mangara-bom- bang, en bij de landing op 27 Maart bij Badjoa maakten de ma riniers onder den meergenoemden Van den Velden eene zijdekking der ageerende troepenmacht uit. Boni viel ons in handen en toen in Juni een landingskorps van 1000 man infanterie en mariniers zich bij Soepa vertoonde, waren de voornaamste vijandelijke versterkingen Zie. A. Meis, Verhaal van den Palembangschen oorlog van 18191821. Over druk van den Militairen spectator.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 568