591
te worden geplaatst; zij werden bij de mobiele schutterijen ingedeeld,
doch eerst nadat de tiendaagsche veldtocht van 1S31 geëindigd was.
Toch vonden de mariniers nog gelegenheid, zich in dat jaar op den
vasten wal te onderscheiden. Eene patrouille van 16 mariniers onder
een officier raakte in Eebruari, op marsch van Sas van Gent naar
Philippine, met de Belgen slaags en dreef ze terug, terwijl in Au
gustus eene marine landingsdivisie van 370 mariniers en matrozen
onder den kapitein-luitenant Lans aan de vermeestering van het fort
St. Marie deel nam, en vervolgens de positie aan Pijp Tabak door
eene marinemacht van 170 mariniers en matrozen zonder slag of stoot
genomen werd. Ook bij den; aanval op Calloo en de vermeestering
van den Kapitalendam en de Clarasluis, evenals bij de demonstratie der
flotille van den kapitein ter zee Koopman op de Boven-Schelde tot
bij Rupelmonde waren de mariniers tegenwoordig, om het gevecht
bij Hazegras niet te vergeten. Bekend is de aanval der zeemacht
op Den Doel op den zelfden dag, dat (in 1832) de citadel van Antwer
pen door Chassé werd overgegevenwaaraan door een landingskorps
van 4-6 mariniers en matrozenin vereeniging met een gedeelte der
bezetting van Liefkenshoekwerd deelgenomen. Een twintigtal zeesol
daten vielen de voorposten der Eranschen op den Scheldedijk aan en
dreven hen terug, toen de aanval door een bataillon infanterie van
Bath werd doorgezet, maar eene groote overmacht van Eranschen
onze troepen tot den aftocht dwong. En toen Chassé zich kort
daarop met zijne krijgsmacht in krijgsgevangenschap stelde en daar
bij ook de bemanning van Koopman's flotille begrepen was, gingen
43 mariniers naar Erankrijk, om later bij hunne terugkomst in het
vaderland met de kleine heldenschaar der Citadel de welverdiende
belooningen voor hunne goede diensten te ontvangen. Dit waren
de laatste krijgsbedrijven der mariniers in Nederland.
In Indië was voor hen nog veel te doen. De Padri-oorlog was
nog in vollen gang, maar hierbij vonden de mariniers geene gele
genheid zich te onderscheiden. Meer deden zij van zich hooren
bij de verschillende Balische expedition. Bij de eerste Balische ex
peditie in 1846 was een landingskorps van 612 mariniers en matrozen,
gekommandeerd door den kapitein-luitenant De Smit van den Broecke.
De landing der expeditionaire troepenmacht slaagde naar wensch; de
mariniers verloren daarbij aan dooden 2 en aan gewonden 7 personen.
Beliling werd door 300 mariniers en matrozen bezet en de marsch
naar Singaradja aangenomen, toen kort daarop de oorlog eindigde.